Navelpiercing

Afgelopen zaterdag: de zon staat te stralen aan een wolkeloze hemel boven mijn tuin. Ik zou mijn moeder naar haar vriendin in de stad brengen en later weer ophalen. Om rond elf uur gaat de telefoon. Vriendin is ziek. Ik hoef de deur dus niet uit. Ik kijk nog eens naar die strakblauwe lucht en bedenk me dat ik wel weer eens mijn bikini uit de kast kan halen. Vakantie in de tuin is ook vakantie.
Tien minuten later kom ik in mijn rode bikini de tuin ingelopen waar mijn ega op de tuinbank zit te lezen. Hij kijkt op, schudt zijn hoofd.
Ik zeg: hallo, is er iets mis? Ik vind namelijk dat ik er best nog wel aardig uitzie voor mijn leeftijd: althans, geen vetrollen en wel een taille. Maar nee, met mijn figuur is niets mis, hij vraagt zich alleen af wanneer ik nou eindelijk die navelpiercing er eens uit haal.

Mijn navelpiercing heb ik al jaren, ik geloof dat ik nog net geen veertig was toen ik hem liet zetten. Ik heb hem er een jaartje geleden eens uitgehaald omdat ik stiekem, net als mijn ega, het gevoel had dat ik daar misschien nu wel een beetje te oud voor werd. Maar ik vond het vreselijk dat gapende gat dat me vanaf de spiegel aanstaarde. Ik besloot de kleinste piercing die ik had, zo eentje met een ieniemienie steentje, in dat gapende gat te stoppen. Die grote glimmende dingen pasten eigenlijk al nooit bij mij, maar nu helemaal niet meer.

Ik ga liggen in de stoel, smeer me in, en sluit mijn ogen. Waarom heb ik dat ding eigenlijk ooit laten zetten? Van tattoo’s houd ik niet, allemaal ijzer overal in je lichaam vind ik vreselijk en toch heb ik ooit de stap gezet om dat gat in mijn buik te laten prikken. Overigens had ik wel van te voren onderzoek gedaan. Ik had namelijk een vriendin die een navelpiercing had laten zetten in Amerika, een impulsactie, waar ik niet vrolijk van werd. Pus, bloed, ik zal jullie de verdere details besparen. Dat wilde ik dus niet. Toch moest en zou die piercing er komen. Het werd de Schagchelstraat. De eigenaar was duidelijk te herkennen. Veel ijzer, overal, en van die grote gaten in zijn oorlellen. Laatst kwam ik hem tegen in de stad en zag dat ze inmiddels kolossaal waren. Doodeng vind ik die stretchgaten. Maar echt een super kerel en een vakman. Een goede vriendin van me ging mee, om te kijken of het wel echt schoon was en voor als ik flauwviel. Dat laatste gebeurde niet, net niet, dankzij het blikje cola dat ik kreeg van de oren man.

Jaren later viel het me op dat veel vrouwen en ook mannen na hun scheiding ineens een gapend gat met ijzer ergens in hun lichaam hadden laten prikken, of één of andere vage tekening of tekst hadden laten tatoeëren. Blijkbaar hebben we het nodig iets te doen dat we misschien anders niet zouden doen. Hoewel een piercing laten zetten niets bewijst, geeft het ons het gevoel: ik doe wat ik wil, ik kan dat, ik red me, ook alleen. Ik was me dat toen alleen totaal niet bewust. Ik ben blij dat het gevoel bij mij niet zo sterk was dat ik meer gaten in mijn lichaam heb laten prikken. Hoewel ik het prima vind voor een ander, wil ik zelf graag ‘schoon’ blijven. Geen tattoo’s en geen lichaam vol ijzer. Alleen die ene piercing in mijn navel, die blijft zitten, hij hoort gewoon inmiddels bij mij, of ega het nu leuk vindt of niet.

Verbijsterd

‘Dat meen je niet!?’ roep ik. Terwijl ik de borden in de vaatwasser zet voel ik woede omhoog borrelen, schaamte ook. Haarlem staat er weer gekleurd op.
‘Ze waren nog wel twee minuten stil terwijl ze een kring vormden rond het monument.’
Ik ben verbijsterd, begrijp niet hoe mensen dit kunnen doen. Niets rechtvaardigt zo’n actie. Op 4 mei herdenken we degenen die vochten voor onze vrijheid. Staan we stil bij iedereen die anno 2022 nog steeds lijdt onder de verschrikkingen van een oorlog, waar dan ook op de wereld. Het blijft borrelen in me als ik de rest van de vaat in de vaatwasser zet en mijn gasfornuis schoonmaak. Ik denk aan al die mensen overal ter wereld die gevangen zitten in schuilkelders of gevangen leven in een land waar ze op ieder moment gemarteld of verkracht kunnen worden, omdat ze een andere mening hebben, of gewoon omdat het een gevoel van macht geeft aan de overheerser.

Vrijheid. Is dat demonstreren op een plek waar andere hun vrijheid herdenken? Een vrijheid die blijkbaar niet iedereen erkent. Nee, volgens mij is dat geen vrijheid, volgens mij is dat een totaal gebrek aan respect. Wappies, complotdenkers, het maakt mij niet uit. Van mij hoeft er geen naamkaartje aan te hangen, hoeven mensen geen stempel te krijgen, niemand, ook zij niet. Iedereen mag denken wat hij of zij vindt. Dat is namelijk vrijheid. Dus demonstreer, schreeuw, laat weten wat jij vindt, maar niet op 4 mei, ook al vind jij dat de vrijheid die Nederland viert, geen vrijheid is. Wat je ook vindt, wat je ook denkt, verstoor die vrijheid om te herdenken niet. Het is maar één keer per jaar 4 mei. De rest van het jaar mogen de demonstratieborden weer uit de kast.

Ik zet de waterkoker aan, het geborrel neemt af in mij en toe in de waterkoker en ik vraag me af of we ooit in een wereld komen te leven, waar iedereen elkaars vrijheid respecteert en waar niemand in oorlog en met honger hoeft te leven. Een wereld waarin de kleinkinderen van mijn schoonzus, van mijn vrienden, nooit meer bang hoeven te zijn voor oorlog, armoede en geweld.
Ik denk vaak de wereld is van ons allemaal. Niet van staatshoofden, corrupte regeringen, zelfs niet van democratisch gekozen leiders. Maar misschien ben ik naïef. Ik moet in eens denken aan het boek van mijn uitgever: ‘De nieuwe grondwet” dat ik onlangs las. Het boek reflecteert mijn gevoel.
Mijn waterkoker ‘fluit’. Ik pak een beker, hang er een zakje kamillethee in en glimlach in mezelf: ik ben gelukkig niet alleen.

Pasen

Volgens het geloof staat Pasen voor nieuw leven en hoop. In de vorm van eieren en kuikens gaat deze associatie ook enigszins op voor de niet gelovigen. De afgelopen twee jaar door corona en nu weer door de oorlog, is hoop en nieuw leven zeker iets waar we met zijn allen des te meer bij stil staan. Toch betekent Pasen voor het merendeel van de bevolking: eten, drinken, iets met familie of vrienden ondernemen, een extra vrije dag en eieren zoeken.

Dat eieren zoeken, ik heb daar helemaal niets mee. Vaak zie ik mensen verbaasd kijken als ik zeg dat wij thuis nooit eieren zochten op paasochtend. Mijn moeder was niet echt een creatieve ‘doe’ moeder. Voorlezen deed ze wel trouw iedere avond. Verder reed ze me alle softbalvelden af met mijn teamgenootjes, en maakte het niet uit hoeveel vriendjes en vriendinnetjes er bij ons thuis kwamen spelen, en later kwamen feesten. Alles kon en mocht. Maar eieren schilderen en verstoppen, dat was dus niet haar ding. Een beschilderd paasei, of desnoods een onbeschilderd paasei, heb ik dan ook nooit gevonden op paasochtend. Maar wees gerust, het heeft me geen trauma opgeleverd. Ik heb een geweldige moeder. Ik was ook niet het kind dat van zulke dingen hield. Neem Sint Maarten. Ieder kind was er vol van. Ik hield het na één jaar voor gezien. Ik was mijn tijd ver vooruit. Ik vond namelijk snoep dat via de kleffe, plakkerige handen van de vele buurmannen en vrouwen in mijn plastic boodschappen tas terecht kwam, smerig. Daarbij was ik zoveel snoep niet gewend. Hoe kon ik ook, mijn moeder riep negen van de tien keer als ik erom vroeg: ‘Pak maar een appel van de schaal.’
Ik ben nog steeds gek op fruit en hou nog steeds niet van Sint Maarten. Ik probeer niet thuis te zijn op 11 november. 

Maar ik dwaal af, we hadden het over Pasen. Pasen betekent voor mij voorjaar, het mooiste seizoen van het jaar. Niet te warm en alles ruikt naar genieten. Maar Pasen heeft al een tijdje nog een traditie: ‘The Passion’. Ieder jaar hoor ik wel iemand vragen: ‘Ga je ook kijken?’ Beschamend zeg ik dan dat ik er niet van hou, met als gevolg een vreemde blik, alsof ik van een andere planeet kom. Maar ik kan er niets aan doen, ik vind het vreselijk, en tot mijn schrik besloot mijn ega dit jaar toch maar weer eens te gaan kijken. De hele week herinnerde hij me eraan, alsof het de avond van het jaar ging worden. Ik keek hem aan en vroeg me af of het wel goed met hem ging. Donderdagavond besloot ik dan toch maar mee te kijken: een tweede kans voor ‘The Passion’. Na een kwartier was ik het al zat. Iedere keer als je denkt dat je lekker in het verhaal zit, komt er weer een onderbreking. Nu weet ik best dat het allemaal voor het goede doel is, maar toch, het stoort me. Daarbij vind ik het niets, een oud verhaal in een modern jasje. Hetzelfde geldt voor ‘A Christmas Carol’. In de klassieke versie, waarbij Ebenezer Scrooge in zijn witte nachthemd inclusief puntmuts door de kerstnacht dwaalt, geteisterd door zijn dromen, is het al sinds jaren mijn favoriete kerstfilm. Maar de versie, in dezelfde vorm gegoten als de Passion, kan me niet bekoren.

Gelukkig kwam mijn ega tot dezelfde conclusie. Voor ons dus geen nieuwerwetse Christmas Carol en Passion meer. Maar wie weet gaat hij volgend jaar ineens wel paaseieren schilderen en verstoppen. Dan nodig ik mijn moeder uit voor het ontbijt.

Het ‘nieuwe goud’

Sinds de oorlog in Oekraïne zijn zowel ondernemers als consumenten op grote schaal zonnebloemolie aan het inslaan. Ik dacht nog even: hoezo, we hebben toch zat andere olie? Maar in olijfolie bak je geen patat en we zijn nu eenmaal een frituurland. Dus hamsteren maar weer. Net als we in het begin van de corona pandemie deden met ons toiletpapier. Alleen, daar waar we achteraf helemaal geen schaarste hadden met betrekking tot het toiletpapier, is dat met zonnebloemolie een heel ander verhaal. Ongeveer twee derde van de zonnebloemolie die in Nederland verkocht wordt, komt uit Oekraïne. Door de oorlog is levering ervan moeilijk en ontstaat er dus schaarste. De gevolgen hiervan zorgen ervoor dat de al korte lontjes, nog korter worden, wat voor veel winkelmedewerkers het werk niet aantrekkelijker maakt.

Het is vrijdagochtend en nog rustig in de supermarkt als de aandacht van de klanten getrokken wordt door een boze meneer.
‘Wie denk je dat je bent, dat jij bepaalt hoeveel olie ik koop?’
Het meisje aan de kassa probeert de geagiteerde klant rustig uit te leggen wat de reden van deze regel is. De man is niet voor rede vatbaar.
‘Als ik meerdere flessen wil, is er geen mens die me tegenhoudt, dan ga ik nu weg en kom ik gewoon nog vijf keer terug en koop ik iedere keer een fles.’
De caissière vertelt de man dat het niet zal werken omdat ze meneer zal herkennen. De klant gooit er nog een aantal nare ziekten en vervloekingen uit, hij schreeuwt en spreekt met consumptie. Gelukkig zit de caissière achter haar corona scherm. Wanneer ze in haar microfoontje om versterking vraagt, druipt de klant al mopperend en scheldend af. Het meisje aan de kassa met een hulpeloze uitdrukking achterlatend.
‘Het is zo vermoeiend, de klanten hadden tijdens corona al zo’n kort lontje. Dit maakt het er niet beter op.’ zegt ze met een zucht. ‘We willen graag al onze klanten kunnen helpen en vinden dat de voorraad zo eerlijk mogelijk verdeeld moet worden, daarom mag iedere klant niet meer dan één fles per persoon afrekenen.’ zegt ze erachteraan ter verdediging. Een verdediging die nergens voor nodig is, ik vind dat ze mag zuchten.

Zonnebloemolie wordt niet alleen gebruikt voor het thuis bakken van ons patatje. Het wordt ook verwerkt in allerlei andere producten zoals koekjes en margarine. Veel producenten zijn daarom druk bezig met het zoeken naar alternatieven. Voor het bakken van vlees, vis en groenten is koolzaadolie, naast de al bekende olijfolie, een goed alternatief. Koolzaadolie heeft een licht nootachtige smaak.
De plaatselijke snackbar zal voorlopig zijn patatjes blijven bakken, bij gebrek aan zonnebloemolie kan er overgestapt worden op rundervet. Bij onze zuiderburen wordt al heel lang in dit rundervet of ‘ossewit’, zoals de meeste mensen dit vet kennen, gebakken. Of de smaak en de prijs hetzelfde blijven is nog wel de vraag.

Gelukkig heeft de caissière ook nog meelevende klanten. Haar volgende klant, een alleraardigste dame, kijkt haar vriendelijk aan en zegt: ‘Kind, ik hoop dat je het weekend vrij bent. Al die agressiviteit om een fles olie. Mensen beseffen niet hoe goed ze het hier hebben. Laat ze eens de krant lezen en de beelden op televisie bekijken over alle leed op de wereld. Dan laat je het toch wel uit je hoofd te zeuren over het ontbreken van een fles zonnebloemolie.’
De caissière lacht vriendelijk naar de oudere dame: ‘U heeft helemaal gelijk. Ik heb gelukkig een heerlijk lang weekend voor de boeg, weliswaar zonder gefrituurd hapje maar dat mag de pret niet drukken.’

Mijn zevenendertigste verjaardag…

Ouder worden, vanmorgen werd ik om een uur of vijf uur wakker, ik realiseerde me dat ik mijn achtenvijftigste levensjaar in was gegaan. Ik ben namelijk vandaag zevenenvijftig geworden. Ik realiseerde me ook dat op dit tijdstip wakker worden, één van die onhebbelijkheden van ouder worden is. Vroeger rolde ik regelmatig op dat tijdstip m’n bed pas in. Nu had ik al zes uur geslapen en wilde ik er nog graag twee uurtjes bij pakken. Helaas, hoe makkelijk me dat vroeger af ging, nu is wakker, wakker. Ik draaide me nog maar een keer om en dacht, uit het niets, ineens aan m’n vader. Ik zag hem voor me zoals hij naast de behandeltafel van de fysiotherapeut stond. Bart was mijn vaders held. De beste. En ik ben het met hem eens, Bart is ook mijn held. Mijn vader in zijn onder shirt en spijkerbroek, met zijn magere, oude fragiele lichaam. Er was niets meer over van de stevige sterke kerel die hij ooit was. Zijn rug stijf door de ziekte van Forestier en zijn beide armen die niet verder dan horizontaal kwamen. Pijn moest je niet over zeuren, daar wen je aan, zei hij altijd.

Ouder worden, als het niet gepaard gaat met ziekte en pijn is het niet erg, heeft het zelfs zijn charme. Tegenwoordig vinden we iemand niet snel oud. Mijn opa droeg op mijn leeftijd een driedelig grijs pak, mijn oma een bloemetjesjurk, met zo’n riempje vlak onder de borsten. De jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Deze eeuw is vijftig het nieuwe veertig, volgens sommige zelfs, het nieuwe dertig. Dan is dus zestig het nieuwe veertig? Knettergek zijn we!

Ouder worden, voor mij geen nieuwe lippen, wel graag een nieuwe rug. Ook implantaten in mijn billen of borsten zit ik niet op te wachten, maar een paar nieuwe gewrichtjes in mijn nek kunnen bestellen, lijkt me niet verkeerd. Eerlijk is eerlijk, die onhebbelijkheden die er blijkbaar bij horen, kunnen me gestolen worden. Gisteren sprak ik een oude bekende en samen waren we het er over eens: in ons hoofd voelt het of de jaren tachtig nog springlevend zijn, maar ons lichaam en de spiegel vertelt een ander verhaal. Maar ook waren we het er over eens dat jong zijn niet zit niet in nieuwe billen of een oude rug, niet in glad en strak of een stijve nek. Jong zijn zit in je hoofd en dus is zevenenvijftig misschien tegenwoordig toch een klein beetje het nieuwe zevenendertig…
Jammer dat de oude man er niet meer is, anders hadden we er samen zeker een biertje op gedronken. Proost pap! Dinsdag ga ik weer naar onze held!