Facebook: (te) makkelijk…

Ik zit al sinds 2008 op Facebook. Hyves, voor degene die het nog kennen, had ik voor het gemak maar overgeslagen. In die tijd had ik een vriendin in Amerika en het Hollandse Hyves was daar geheel onbekend. Facebook dus. Ik vond het eigenlijk maar eng, al die informatie die je deelde met wat men ‘ vrienden’ noemde. Vrienden waren, en zijn overigens, toch iets anders. Maar desalniettemin, ik was hip, ik zat op Facebook. Ik schermde mijn profiel zoveel mogelijk af, deelde alleen iets met mijn ‘ vrienden’ en het liefst niet met de ‘vrienden van mijn vrienden’ en zeker niet met de hele wereld. Maar naarmate de tijd verstreek, werd Facebook gewoon, het hoorde erbij. Nog steeds was ik voorzichtig met wat ik met wie deelde. Inmiddels is het meeste dat ik deel ‘openbaar’. Facebook geeft mij namelijk een podium, het biedt me de mogelijkheid mijn boeken te promoten en dat is fijn. Ik zie mijzelf namelijk niet met een stapeltje boeken en flyers de straat op gaan of de boekhandels af. Ik ben namelijk geen held. Promotie via Facebook voelt ‘veiliger’, minder eng. En bijkomstig voordeel is dat je er veel mensen mee kunt bereiken, wat het doel van promotie is. Een mooi podium dus voor onbekende schrijvers zoals ik.

Facebook, buiten handig, soms toch ook een bron van ergernis. Voor een grote groep mensen namelijk dé plek om een beetje te spelen met de werkelijkheid. Zij showen er hun zogenaamd perfecte leven. Vaak weet je dat het allemaal niet zo succesvol en gelukkig is als ze doen voorkomen. Maar misschien gaan deze personen geloven dat hun blije gecreëerde wereld waarheid is, als ze het maar vaak genoeg posten. Persoonlijk hou ik er niet zo van, maar oké, als het je gelukkig maakt, prima. Ik ‘snooze’ ze soms gewoon een maandje als ik het slappe geklets zat ben, het voordeel van online ‘ vriendschappen’. Toch kan het ook zorgen voor onzekerheid bij mensen, dit zogenaamd perfecte beeld. Jammer en onnodig.
Sinds enige tijd irriteer ik me aan iets anders op Facebook. Ongefundeerde meningen en uitlatingen bereiken me steeds meer via mijn tijdlijn. En ja, ik weet het, ik kan het negeren, ik kan snoozen. Maar helaas voel ik nog te vaak de neiging om de berichten te lezen en, erger nog, er soms op te reageren. Mensen die klokken horen luiden maar niet eens de moeite nemen te zoeken naar de klepel. We raken verward, worden bang. Berichten waarbij voor het gemak het hoor en wederhoor maar achterwege is gelaten. Laatst had iemand een column gedeeld waarin de schrijver een gerespecteerde stichting door de modder had gehaald. Ook ik reageerde, zij het netjes, dat ik het toch wel een vreselijk verhaal vond, want dat was het, althans deze versie. De stichting ontving naar aanleiding van het bericht bedreigingen en voelde zich genoodzaakt te reageren om hun kant van het verhaal te doen. Het bedreigen van mensen, het delen van ongefundeerde meningen, gebeurt steeds vaker online. Dit soort uitlatingen en bedreigingen online uiten, voelt, net als voor mij het promoten van mijn boeken, een soort van veilig voor diegene die ze doen. Maar ondanks dat het misschien minder bedreigend lijkt, is dat het niet voor de ontvanger.
Net als online pesten. Vroeger was er even rust als je na school thuis kwam in de, hopelijk, veilige omgeving. Nu stopt pesten niet als de schoolbel klinkt. Het gaat online door, 24/7.
Facebook, voor mij een mooi podium, maar soms vraag je je af: moeten we er wel zo blij mee zijn?

Pijntjes en klachten

Ik voel de laatste tijd toch net iets te vaak dat ik ouder word. Van maagklachten tot hartkloppingen. De laatste drie weken had ik veel last van mijn rug door een verschoven tussenwervel. En nu dat minder wordt, zit ik al twee weken met een blaasontsteking die niet lijkt over te willen gaan, ook niet na twee antibioticakuren. Op kweek is geen bacterie te vinden, maar toch, ik heb een blaasontsteking. Heel vervelend, pijnlijk, lastig en vast en zeker heel herkenbaar voor veel vrouwen. Net als de schimmelinfectie die ik tussendoor had en er voor zorgde dat de uitvoering van het uitstrijkje, dat ik nooit eerder in mijn leven als pijnlijk heb ervaren, geen pretje was. Overigens kwamen onmiddellijk na dat uitstrijkje de klachten van de blaasontsteking. Zou het een met het ander te maken hebben? Volgende week is mijn eigen huisarts weer terug en heb ik een afspraak.
Ik houd een gezellig praatje, vinden jullie niet?
Naarmate je ouder wordt, leer je de huisarts beter kennen en vind je de weg in het ziekenhuis zonder op de bordjes te kijken. Niet onlogisch, het lichaam takelt langzaam af. Twee eeuwen geleden werd je niet eens vijftig. Toen zouden ze een moord gedaan hebben voor ouderdomskwaaltjes, voor bewegwijzering in het ziekenhuis en voor paracetamolletjes. Ik neem er nog maar twee.
 
Begin van de negentiende eeuw was de gemiddelde leeftijd rond de veertig. Geneesmiddelen bestonden uit kruidenmengsels. Pijnstilling zoals we die nu kennen, bestond uiteraard niet. Pas in de jaren veertig van de negentiende eeuw werden anesthetische middelen als ether en chloroform ontdekt. Je voor die tijd laten opereren, was geen pretje en gebeurde zo snel mogelijk. Snelheid was belangrijker dan precisie. Operaties beperkten zich veelal tot het amputeren van lichaamsdelen. Epidemieën als cholera zorgden ook niet voor een verhoging van de gemiddelde leeftijd. De wetenschappelijke discipline die zich richt op virussen kwam pas aan het einde van de negentiende eeuw. En over fysiotherapeuten zullen we het maar helemaal niet hebben. Je ging dus gewoon dood of je liep (letterlijk) krom van de pijn.
 
Tegenwoordig worden we, door onder andere de middelen die ons ter beschikking staan, ouder. Maar niet zonder kwalen. Toch, ondanks die kwalen, leven sommige vrouwen juist helemaal op na hun vijftigste. Kinderen hebben hun eigen weg gekozen. Ouders overlijden en ondanks het gemis en het verdriet door het verlies, valt er een zorgtaak weg. Eindelijk tijd voor jezelf. Of dat nu een hobby, een verlate carrière of een studie is. Ik begon pas op mijn drieënvijftigste met schrijven. Op de een of andere manier had ik er eerder de rust of de tijd niet voor. Ondanks dat ik geen druk gezin had, slokte mijn sociale leven en werk een groot deel van mijn tijd op. Ik wilde iets creatiefs doen, iets nieuws leren, maar nooit vond ik wat dat dan wel moest zijn. Ik dacht aan kunstgeschiedenis, en begon, ik kende mezelf toen al een beetje, voor de zekerheid eerst maar aan een cursus ‘Antiek’. Ik maakte het inderdaad niet af, de mappen staan nog steeds op zolder, je weet maar nooit. Daarna waagde ik me aan het schilderen. Als puber kon ik redelijk tekenen, maar blijkbaar was dat talent gestorven bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Het werd niets en ik stopte er maar weer mee, hoewel Enzo mijn geschilderde fruitschaal nog steeds roemt. Ik vond mezelf daardoor wel een beetje slap, gemakzuchtig, geen doorzetter, hoe je het ook noemen wilt. Ik was geen carrière meisje, geen moeder en mijn creatieve kant vond ik ook niet. Wat kon ik dan wel? Inmiddels ben ik zevenenvijftig, veel ouder dan je in de negentiende eeuw werd. Ik slik pilletjes voor mijn hartkloppingen, statines voor mijn te hoge cholesterol, heb een abonnement bij de fysio en plas soms als een oude vrouw. Ondanks dat alles, weet ook ik, net als zoveel andere vrouwen van mijn leeftijd, veel beter wat ik kan en wat ik wil.
 
Feestend en zonder klachten door het leven gaan zoals ik in mijn jonge jaren, en misschien nog wat langer, deed, had ik niet willen missen. Maar de grens van zestig duizend woorden bereiken is zeker zo leuk. Mij bracht, buiten de pijntjes en de kwalen, ouder worden rust en een passie die ik niet meer zou willen missen. Nog vijftien tot twintig duizend woorden te gaan en het manuscript van mijn derde roman een feit.

Huishoudboekje

Ik scrol zo af en toe door de google nieuwsberichten. Gewoon als ik even niets te doen heb. Zeer regelmatig kom ik daar mensen tegen die hun huishoudboekje delen. Ik vind dat altijd wel grappig en interessant. Soms kun je van andere mensen nog wat leren. Vorige week viel er verdomd weinig te leren. Het huishoudboekje van een jong stel, midden dertig, was aan de beurt. Hun gezamenlijk totale jaarinkomen: ruim honderdduizend euro netto. Ik moest denken aan het plakbandpensioen, als deze mensen slim zijn, hebben zij het boek van Gerhard Hormann in ieder geval niet nodig. Even later kwam ik tot een andere conclusie.

Dit stel is niet slim, althans niet op financieel gebied. Je zou namelijk toch denken dat je met zo’n salaris, buiten leuke dingen doen en lekker leven, ook nog wel kan sparen. Voor nog meer leuke dingen en nog meer spullen, maar ook voor als er iets in je leven tegen zit, of voor dat ‘plakband’ pensioen. Nu weet ik dat leven in het heden heel goed is, misschien zou ik het iets vaker moeten doen. Maar financieel helemaal niet verder denken dan de volgend bladzijde in je agenda, vind ik persoonlijk niet slim. En met dat inkomen zou dat toch moeten lukken zonder dat je leuke dingen moet schrappen, en zonder dat je aan het eind van de maand je af moet vragen waar alles gebleven is, en er nog net geen stukje maand over is. Wat moeten deze mensen als ze werkloos worden, ziek worden, gaan scheiden, dacht ik. Buiten dat begon ik me, hoe verder ik las, steeds meer te ergeren. Volgens het stel lijkt het dan wel een mooi inkomen, maar is het voor hun financieel best nog lastig. Ze kunnen tenslotte niet eens sparen en doen toch echt geen gekke dingen. Even verderop las ik dat ze ruim drie keer zoveel aan boodschappen uitgeven dan wij hier in ‘Casa del Enzo e Corine’ doen. En wij houden echt van lekker eten met een glas wijn. Volgens het stel kan het met de huidige prijzen gewoon niet goedkoper. Maar de werkelijke reden dat ze dat geld voor de boodschappen nodig hebben, vond ik nog wel het meest trieste aan het verhaal: de vriendenkring is deze levensstandaard gewend. Blijkbaar is dure wijn belangrijker dan de gastvrouw die hem schenkt. Doe mij dan toch maar mensen die het niet uitmaakt of ik wijn van vier euro of van vierentwintig euro schenk. Mijn vrienden komen voor mij, ik ben toch wel een gelukkig mens, besefte ik weer eens. Het huis waarin ze wonen had volgens mij ook best wat minder gekund, een hypotheek van dat bedrag zou ik niet willen hebben, ook niet als ik hun inkomen had. Maar ik vermoed dat die veeleisende vrienden ook in zulke huizen wonen. Dus tja…

Verder wordt alles geleased, sommige dingen voor een bedrag waar ik van in de lach schoot. Een bakfiets voor honderdtwintig euro per maand. Ik heb het even opgezocht, zo’n ding koop je voor rond de tweeduizend euro. Dus na anderhalf jaar heb je hem er al uit. De leasemaatschappij vaart wel bij dit soort klanten. Dan is er uiteraard nog geld voor verzekeringen, cadeautjes, persoonlijke verzorging etc. Dat gaf mij even een goed gevoel. Het maakte dat ik me van mezelf niet meer schuldig hoef te voelen over het bedrag dat ik aan de kapper uitgeef. Heerlijk.
En dan was er nog iets waar ik me aan ergerde, iets waar zij op zich niets aan kunnen doen. Van de kosten van de crèche krijgen zij meer dan de helft terug van de belastingdienst, wat in hun geval neerkomt op een bedrag van vijftienduizend euro per jaar. Daar zijn ze heel blij mee. Ik snap dat, anders zou aan het eind van hun geld echt dat stukje maand over blijven. Misschien ben ik naïef, maar goed ik heb ook geen kinderen en verdien geen honderdduizend euro per jaar, maar ik was stomverbaasd. Kan dat geld niet op een betere plek terechtkomen? Door mijn gedachten ging de toeslagen affaire. Ook dacht ik aan de angst van veel mensen dat zij de komende winter letterlijk in de kou komen te zitten. Ik ben er niet voor dat als je wat meer verdient je nergens meer recht op hebt, zeker niet, maar toch, er zijn grenzen. Met zo’n inkomen lijkt mij meer dan de helft van de crèche laten betalen door de belastingbetaler een beetje overdreven.

Ik wil deze mensen niet veroordelen of belachelijk maken, maar ik zou me een beetje schamen om dit verhaal te vertellen. Toch wens ik ze veel geluk, wijsheid, een goede budgetcoach en vooral nieuwe vrienden.

Navelpiercing

Afgelopen zaterdag: de zon staat te stralen aan een wolkeloze hemel boven mijn tuin. Ik zou mijn moeder naar haar vriendin in de stad brengen en later weer ophalen. Om rond elf uur gaat de telefoon. Vriendin is ziek. Ik hoef de deur dus niet uit. Ik kijk nog eens naar die strakblauwe lucht en bedenk me dat ik wel weer eens mijn bikini uit de kast kan halen. Vakantie in de tuin is ook vakantie.
Tien minuten later kom ik in mijn rode bikini de tuin ingelopen waar mijn ega op de tuinbank zit te lezen. Hij kijkt op, schudt zijn hoofd.
Ik zeg: hallo, is er iets mis? Ik vind namelijk dat ik er best nog wel aardig uitzie voor mijn leeftijd: althans, geen vetrollen en wel een taille. Maar nee, met mijn figuur is niets mis, hij vraagt zich alleen af wanneer ik nou eindelijk die navelpiercing er eens uit haal.

Mijn navelpiercing heb ik al jaren, ik geloof dat ik nog net geen veertig was toen ik hem liet zetten. Ik heb hem er een jaartje geleden eens uitgehaald omdat ik stiekem, net als mijn ega, het gevoel had dat ik daar misschien nu wel een beetje te oud voor werd. Maar ik vond het vreselijk dat gapende gat dat me vanaf de spiegel aanstaarde. Ik besloot de kleinste piercing die ik had, zo eentje met een ieniemienie steentje, in dat gapende gat te stoppen. Die grote glimmende dingen pasten eigenlijk al nooit bij mij, maar nu helemaal niet meer.

Ik ga liggen in de stoel, smeer me in, en sluit mijn ogen. Waarom heb ik dat ding eigenlijk ooit laten zetten? Van tattoo’s houd ik niet, allemaal ijzer overal in je lichaam vind ik vreselijk en toch heb ik ooit de stap gezet om dat gat in mijn buik te laten prikken. Overigens had ik wel van te voren onderzoek gedaan. Ik had namelijk een vriendin die een navelpiercing had laten zetten in Amerika, een impulsactie, waar ik niet vrolijk van werd. Pus, bloed, ik zal jullie de verdere details besparen. Dat wilde ik dus niet. Toch moest en zou die piercing er komen. Het werd de Schagchelstraat. De eigenaar was duidelijk te herkennen. Veel ijzer, overal, en van die grote gaten in zijn oorlellen. Laatst kwam ik hem tegen in de stad en zag dat ze inmiddels kolossaal waren. Doodeng vind ik die stretchgaten. Maar echt een super kerel en een vakman. Een goede vriendin van me ging mee, om te kijken of het wel echt schoon was en voor als ik flauwviel. Dat laatste gebeurde niet, net niet, dankzij het blikje cola dat ik kreeg van de oren man.

Jaren later viel het me op dat veel vrouwen en ook mannen na hun scheiding ineens een gapend gat met ijzer ergens in hun lichaam hadden laten prikken, of één of andere vage tekening of tekst hadden laten tatoeëren. Blijkbaar hebben we het nodig iets te doen dat we misschien anders niet zouden doen. Hoewel een piercing laten zetten niets bewijst, geeft het ons het gevoel: ik doe wat ik wil, ik kan dat, ik red me, ook alleen. Ik was me dat toen alleen totaal niet bewust. Ik ben blij dat het gevoel bij mij niet zo sterk was dat ik meer gaten in mijn lichaam heb laten prikken. Hoewel ik het prima vind voor een ander, wil ik zelf graag ‘schoon’ blijven. Geen tattoo’s en geen lichaam vol ijzer. Alleen die ene piercing in mijn navel, die blijft zitten, hij hoort gewoon inmiddels bij mij, of ega het nu leuk vindt of niet.

Verbijsterd

‘Dat meen je niet!?’ roep ik. Terwijl ik de borden in de vaatwasser zet voel ik woede omhoog borrelen, schaamte ook. Haarlem staat er weer gekleurd op.
‘Ze waren nog wel twee minuten stil terwijl ze een kring vormden rond het monument.’
Ik ben verbijsterd, begrijp niet hoe mensen dit kunnen doen. Niets rechtvaardigt zo’n actie. Op 4 mei herdenken we degenen die vochten voor onze vrijheid. Staan we stil bij iedereen die anno 2022 nog steeds lijdt onder de verschrikkingen van een oorlog, waar dan ook op de wereld. Het blijft borrelen in me als ik de rest van de vaat in de vaatwasser zet en mijn gasfornuis schoonmaak. Ik denk aan al die mensen overal ter wereld die gevangen zitten in schuilkelders of gevangen leven in een land waar ze op ieder moment gemarteld of verkracht kunnen worden, omdat ze een andere mening hebben, of gewoon omdat het een gevoel van macht geeft aan de overheerser.

Vrijheid. Is dat demonstreren op een plek waar andere hun vrijheid herdenken? Een vrijheid die blijkbaar niet iedereen erkent. Nee, volgens mij is dat geen vrijheid, volgens mij is dat een totaal gebrek aan respect. Wappies, complotdenkers, het maakt mij niet uit. Van mij hoeft er geen naamkaartje aan te hangen, hoeven mensen geen stempel te krijgen, niemand, ook zij niet. Iedereen mag denken wat hij of zij vindt. Dat is namelijk vrijheid. Dus demonstreer, schreeuw, laat weten wat jij vindt, maar niet op 4 mei, ook al vind jij dat de vrijheid die Nederland viert, geen vrijheid is. Wat je ook vindt, wat je ook denkt, verstoor die vrijheid om te herdenken niet. Het is maar één keer per jaar 4 mei. De rest van het jaar mogen de demonstratieborden weer uit de kast.

Ik zet de waterkoker aan, het geborrel neemt af in mij en toe in de waterkoker en ik vraag me af of we ooit in een wereld komen te leven, waar iedereen elkaars vrijheid respecteert en waar niemand in oorlog en met honger hoeft te leven. Een wereld waarin de kleinkinderen van mijn schoonzus, van mijn vrienden, nooit meer bang hoeven te zijn voor oorlog, armoede en geweld.
Ik denk vaak de wereld is van ons allemaal. Niet van staatshoofden, corrupte regeringen, zelfs niet van democratisch gekozen leiders. Maar misschien ben ik naïef. Ik moet in eens denken aan het boek van mijn uitgever: ‘De nieuwe grondwet” dat ik onlangs las. Het boek reflecteert mijn gevoel.
Mijn waterkoker ‘fluit’. Ik pak een beker, hang er een zakje kamillethee in en glimlach in mezelf: ik ben gelukkig niet alleen.