Een doodgeslagen biertje…

Om half tien gaat de telefoon, mijn ex schoonzus en tevens oude vriendin is in de buurt, of ik thuis ben, dan komt ze m’n boek ophalen. Zo jammer dat ik om tien uur weg moet, waardoor we geen tijd hebben voor een bakkie. Maar wat is het leuk haar te zien. Later die dag, onderweg naar m’n vader, bedenk ik me dat het twaalf jaar geleden is dat we elkaar voor het laatst hebben gezien. Ik weet het nog goed, het was in mijn toenmalige stamkroeg de avond voordat ik voor zes weken naar Nieuw Zeeland ging. Grijs is ze inmiddels in plaats van blond, maar nog steeds dezelfde. Geen spat veranderd.

Nadat ik met m’n vader naar de fysio ben geweest en we in het restaurant van het verzorgingshuis zitten, hij zoals altijd op vrijdagmiddag aan een biertje en ik aan een wijntje, vertel ik hem van haar bezoek die ochtend. Hij moet even denken wie ze is, alleen het noemen van haar voornaam doet bij hem geen bellen rinkelen. Haar achternaam doet dat wel, zegt hij, hoewel ik dat betwijfel. Als ik namelijk daarna vraag of hij nog weet van wie ze een zus is, kijkt hij me aan of ik hem vraag een wiskundige formule te ontcijferen. Aangezien hij wel weet wie mijn ex-man is, geloof ik er niks van dat hij enig idee heeft wie er nu precies die ochtend bij mij aan de deur stond. Maar het geeft niet, zo gaan de gesprekken met mijn vader tegenwoordig.
Ik sta op om nog een glas wijn te bestellen, zijn biertje staat doodgeslagen voor zijn neus, maar dat maakt hem niet uit. Hij houdt sowieso niet meer van het bier zoals hij het vroeger graag dronk, koud, uit de tap met schuimkraag. Tegenwoordig moet ik hem ervan weerhouden dat hij geen blikjes op de verwarming legt. Toch zegt hij dit keer wel drie keer hoe lekker het biertje hem smaakt. Blijkbaar heeft hij er vandaag geen moeite mee dat het ijskoud is. Als ik met het glas wijn van de bar terug naar ons tafeltje loop, tref ik een bijna oud collega. We maken een praatje over de bank en over hoe alles verandert. Terug bij mijn vader leg ik hem uit waar ik die meneer van ken. Als ik ga zitten draait hij zijn stoel een halve slag richting de tafel waar mijn collega met zijn moeder en nog wat anderen zitten te praten. Mijn vader geniet, luisteren naar de gesprekken van anderen heeft hij altijd een leuke bezigheid gevonden. Ik geniet ook van mijn wijntje en van het feit dat ik even geen gesprek hoef te bedenken omdat mijn vader druk is met de mensen en de gesprekken om hem heen. Na een aantal minuten kijkt hij mij aan. ‘Hoe zijn we hier nu ook alweer gekomen? Waar staat jouw auto? Hoe ben ik eigenlijk in jouw auto gekomen, dat kan ik toch helemaal niet?’ Ik vertel hem zoals bijna iedere week dat we lopend naar de fysio zijn gegaan en daarna lopend terug naar het restaurant en dat hij boven het restaurant woont, dat we helemaal geen auto nodig hebben. Hij knikt, zegt het weer te weten. Mijn wijntje is op, zijn biertje ook. Het is tijd om naar zijn kamer te gaan.
Eenmaal boven pakt hij een blikje bier uit de koelkast en legt hem op de verwarming. ‘Voor straks bij het eten.’ zegt hij.
Ik haal het blikje weg en zet het op de tafel. ‘Doe maar niet pap, dat duurt nog een uur, dan wordt het wel een erg warm biertje.’
‘Maar je weet toch dat ik niet van heel koud bier houd.’
‘Pap, net beneden zei je dat het zo’n lekker biertje was.’
Hij draait zich naar me om: ‘Welk biertje?’

Impulsief, maar wel leuk…proefopdracht voor tekstschrijversbureau

‘Ben je er nog?’ vraagt mijn moeder aan de andere kant van de lijn.
Ik bevestig dat ik er inderdaad nog ben, maar ondertussen schieten mijn ogen over de mail die ik, terwijl ik met haar aan de telefoon zit te praten, geopend heb. Ik vertel haar waarom ik even niet reageer.
‘ Oh kind, ga jij je mail maar lezen hoor.’
‘ Nee hoor mam, dat hoeft niet. Uitgebreid lezen doe ik straks wel. Dat wat ik graag wilde weten, weet ik.’ Ik vertel haar waar het over gaat en ze is trots op me. Typisch moeder gedrag. Ik ben geen moeder maar ben al trots op Rosa, mijn kat, als ze lief is en luistert. Ik durf er niet aan te denken hoe ik als moeder zou zijn geweest.

De reden van haar trots is dat ik contact heb met een hele aardige dame van een tekstbureau. Ze wil mij een kans geven om als freelancer opdrachten voor haar te doen. In mijn vorige blogbericht opperde ik dat ik misschien wel freelance als tekstschrijver aan de slag zou kunnen gaan. Ik meende het, maar het was een idee dat nog geen week oud was. Verder dan wat onderzoek op internet en een leuk gesprek via de mail met een jonge vrouw was ik nog niet gekomen. Zij drukte me op het hart dat de stap aan de slag te gaan als freelance tekstschrijver, de beste was die ze tot dan toe in haar leven had gezet. Dat gesprek zette me aan het denken. Ik ben een stuk ouder, erg lang wachten met die stap zetten is dus geen optie. Ik publiceerde mijn blogbericht op Facebook in een paar groepen. Een uur later kreeg ik een reactie. Een weliswaar misschien impulsieve, maar wel heel leuke reactie. Of ik een proefopdracht wilde schrijven om te kijken of ik de handjes kon zijn die zij voor haar bureau af en toe kon gebruiken. Ik schrok eigenlijk wel. Het overviel me. En iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik redelijk onzeker kan zijn en regelmatig twijfel of ik iets wel kan. Hoewel, het gaat steeds beter. Soms ben ik zelfs, net als mijn moeder, een beetje trots op mezelf en op dat gevoel ben ik dan ook weer trots.

Na het gesprek met m’n moeder ging ik er even goed voor zitten. Ik had het niet slecht gedaan. Uiteraard waren er verbeterpunten. Ik hou van goede en kritische feedback. Feedback waar ik wat mee kan, want ik wil leren, ik wil mezelf verbeteren. In die laatste alinea, die ik als eerste las tijdens het gesprek aan de telefoon met mijn moeder, beloofde ze dat wanneer er een geschikte opdracht voorbij kwam, ik die zou mogen doen. Ik was uiteraard enthousiast. Maar ook als ze voorlopig nog geen opdracht heeft, ben ik blij met de richting die ik langzaam op ga. Die proefopdracht heeft me dichter gebracht bij de keuzes die ik voor mezelf moet maken. Het heeft me weer over een streep getrokken. Twee jaar geleden sleepte ik me nog iedere dag naar mijn werk, werk waar ik bijna depressief van werd, werk waardoor ik thuis kwam te zitten en waardoor ik me ongelukkig voelde. In die twee jaar ben ik steeds meer gaan schrijven, ook op advies van mijn therapeute, de liefste therapeute van heel Nederland. Ik voel me beter. Ik ben er achter dat geld nodig is, maar dat doen waar je blij van wordt net zo belangrijk is. Je hoort dat mensen vaker zeggen, maar ziet ze ook net zo vaak daar niet naar luisteren. Ik wil wel luisteren. Thuis gaan zitten was geen keuze, het overkwam me. Ik kon niets meer, zat als een dood vogeltje op de bank. Maar het is goed geweest, het heeft er voor gezorgd dat ik steeds meer durf te zeggen wat ik wil, maar vooral ook wat ik niet wil en dat ik keuzes durf te maken die me energie geven.

Op schrijfgebied ben ik nog lang niet waar ik wil zijn, maar ik ben op de goede weg en dat is het belangrijkste! Binnen een jaar zijn er twee romans van me uitgegeven, volg ik een cursus journalistiek, schrijf ik een blog en heb ik hele leuke contacten opgedaan met m’n schrijfactiviteiten. Dat is mooi en daar ben ik best een beetje trots op. Schrijf ik dat nu weer hardop…?

Mijn boeken, oude bekenden… en wie weet… freelance tekstschrijver?

Twee weken geleden opende ik mijn mail en zag een bericht van mijn uitgever. Een maand na verschijning is het luisterboek van mijn debuutroman al 610 keer bij de Koninklijke Bibliotheek gedownload. En dat is veel. Ik was de snelst nieuwe binnenkomer. Een geweldig begin van mijn weekend vond ik. Mijn enthousiasme te schrijven wordt steeds groter. Inmiddels ben ik begonnen aan mijn derde roman en hoewel ik het op het moment erg druk heb met veel andere dingen, heb ik ontzettend veel zin om mijn nieuwe personages en het verhaal vorm te gaan geven. Nieuwe personages, dit keer geen vervolg op de voorgaande boeken. De eerste achtduizend woorden zijn al uit mijn toetsenbord gerold. De personages en het verhaal zitten min of meer in m’n hoofd. Maar zoals vele schrijvers weten, kan dat gaandeweg nog wel een paar keer wijzigen.

De afgelopen tijd kwam het er alleen even niet van. Afspraken in het ziekenhuis met zowel m’n moeder als m’n vader domineerden de weken. Op dit moment slokt ook de persoonlijke bezorging van mijn boeken nogal wat tijd op. Vorige week mondde dit uit in een middagje kletsen en thee (wat uiteraard overging in wijn) drinken met iemand die ik alweer een tijdje niet had gezien, het was de eerste in een reeks. Afgelopen woensdag zat ik om negen uur al op de koffie bij een oude bekende. Vroeger spraken we elkaar zeer regelmatig op het sportveld, maar door van alles en nog wat verwaterde het contact. Onlangs kwamen we elkaar, na jaren, weer tegen in de poelpolder, een stukje groen tussen het beton dat ligt tussen mijn huis en haar dorp. Ik wandelend, zij sportief als ze is, hardlopend. Het contact zette zich voort via Facebook. Maar deze week dan toch een live ontmoeting in verband met de bezorging van mijn beide romans die ze bij me had besteld. De tijd vloog en na drie uur waren we eigenlijk nog niet uitgepraat, maar was het voor haar tijd de kinderen uit school te halen. Ons gesprek ging die ochtend over veel mooie maar ook minder mooie dingen van het leven. Ik hou van zulke gesprekken. Maar bijna twintig jaar doornemen in drie uur is onmogelijk. Er komt vast nog wel een keer een ochtendje of middagje koffie of thee. Na dit bezoek vervolgde ik mijn weg naar mijn moeder met op de achterbank nog een af te leveren exemplaar van ‘Schaduw over Sardinië’. Met mijn moeder ging ik een kunstbloemen boeket met vaas voor op haar eettafel uitzoeken. Die er stond, was bijna dertig jaar oud en had zijn glans verloren. Maar eerst nog even dat boek bezorgen. Ik wist dat ze niet thuis zou zijn en had afgesproken het onder de overkapping voor haar huis achter te laten, maar ik zag beweging in de keuken. Ik belde aan en daar stond mijn ex-zwager die ik, buiten de virtuele kanalen, ook al zo lang niet had gezien. Helaas was het te laat voor een kop thee. In de auto zat mijn moeder te wachten om haar boeket met mij samen te gaan stellen en zijn motor voor de deur wachtte om hem naar zijn werk te brengen. Het werd een kort gesprekje aan de voordeur met de belofte die kop thee binnenkort alsnog een keer te doen. Zo staan er nog wat leveringen en daarmee waarschijnlijk bezoekjes met thee, koffie of wijn op de agenda. Ik geniet ervan. Mijn boek brengt meer dan alleen lezers.

Ook was ik deze week bij het Rode Kruis om ingewerkt te worden op de afdeling communicatie. Ik was aangenomen als vrijwilliger. Ik was best een beetje trots en ging er vol enthousiasme naartoe. Helaas werd me al snel duidelijk dat ik niet op m’n plek zat. Ik werd nerveus. Een grote instelling met Teams, vergaderingen, procedures. Ik word er zo onrustig van. Ik voelde de onzekerheid groeien, zo’n beginnend gevoel van paniek. Het liefst zou ik iets voor mezelf gaan doen, en natuurlijk het liefst iets met schrijven. Ik onderzoek mijn mogelijkheden. Zou ik freelance tekstschrijver kunnen worden? Ik heb geen idee. Ik ga er nog eens goed over denken, informatie vergaren en ervaringen van andere freelancers lezen. Wie weet lukt het. En mocht het niets worden dan toch ‘Het Plakbandpensioen’ waar ik iedere keer weer over begin, maar wat ik nog steeds niet gelezen heb. Ik heb ook nog zoveel op mijn lijstje staan, maar schrijf op het moment sneller dan dat ik lees. Eerst Obama’s ‘Een beloofd land’ uit lezen, daarna wil ik beginnen aan ‘Afscheidsboek’ het eerste boek van mijn uitgever Han Peeters.
‘Het Plakbandpensioen’ stel ik dus maar weer even uit. En wie weet kan ik het schrappen van mijn lijstje….

Woning(nood)

Mijn ouders zijn volgend jaar 60 jaar getrouwd. Ze kochten hun eerste huis in datzelfde jaar. Volgens mijn moeder betaalden ze daar tienduizend gulden voor. Ik herinner me dat mijn vader ooit zei vijfduizend. Ik kan het hem natuurlijk gaan vragen maar of zijn antwoord betrouwbaar is, valt te betwijfelen. Ik ga er dus gemakshalve maar van uit dat mijn moeder gelijk heeft. Tienduizend gulden, mijn moeder heeft vorige week haar Mitsubishi ASX ingeruild voor een Picanto van datzelfde bedrag. Dat bedrag was toendertijd ongeveer twee keer het jaarsalaris van mijn vader. Nu had mijn vader voor die tijd best een goed salaris, maar toch, vergelijk het eens met de verhouding zoals die nu is. Stel, je verdient vijfentwintighonderd euro netto per maand, dat is per jaar dertigduizend euro. Als de verhouding tussen je salaris en de aanschafwaarde van een woning nog net zo was als zestig jaar geleden, zouden we nu voor zestigduizend euro een huis kunnen kopen. Zeg dat maar eens tegen een twintiger van nu!

In de tijd dat mijn ouders trouwden, bestond er net als nu woningnood. Mijn ouders waren zo ongeveer de enige met een eigen huis, vrijwel al hun vrienden woonden in. Ze verbouwden zolders in de huizen van hun ouders en stichten op die zolder hun gezin. Tegenwoordig is het niet veel anders, jongeren zijn genoodzaakt tot soms ver boven de dertig thuis te blijven wonen. Voor een huurwoning sta je in Haarlem negen jaar op een wachtlijst, tenzij je in de positie verkeert dat je een huis in de vrije sector kunt huren, dan nog blijft het verhoudingsgewijs een gigantisch deel van je inkomen dat opgeslokt wordt door huur. Een huis kopen is voor de meesten tegenwoordig bijna helemaal onmogelijk. Een half miljoen voor een huis is normaal, wie kan dat betalen? En wat voor risico’s brengt dat met zich mee?
In de tijd van mijn ouders kwamen scheidingen veel minder voor, vrouwen zaten in een financieel afhankelijke positie. Ondanks dat vrouwen tegenwoordig veel minder afhankelijk zijn, is scheiden ook nu een probleem. Als een van beiden het geluk heeft de woning alleen te kunnen bekostigen, staat de ander op straat. In mijn tijd was scheiden simpel. Toen ik in de twintig was had je zo een huurwoning tegen een redelijke prijs. Maar waar moet hij of zij die de relatie niet meer ziet zitten nu naartoe? Terug naar die zolderkamer bij zijn of haar ouders? Een koopwoning in je eentje is vrijwel onmogelijk. Een huurwoning betrekken van veertienhonderd euro is voor de meeste jonge mensen alleen eveneens niet op te brengen. Trouwens, ook ik zou veroordeeld zijn tot brood met pindakaas.

Het is een zorgwekkende situatie waar helaas het einde voorlopig nog niet van in zicht is, en die vrees ik langer zal duren dan in de tijd van de generatie van mijn ouders. Bouwen, bouwen, bouwen roept iedereen en natuurlijk is dat broodnodig, maar hoe lang duurt het voor er genoeg woningen zijn en het probleem opgelost is. Als je nu jong bent, heb je daar vrij weinig aan.
De woning als vermogen gaan belasten is ook iets waar over gesproken wordt. Mij lijkt het geen goed plan. De kans dat er straks een hele groep ouderen met een klein pensioen, of helemaal geen pensioen, op straat staat omdat ze de belasting niet kan opbrengen, is niet ondenkbaar. Lagere inkomstenbelasting en de belasting op de woning pas opeisen na verkoop zorgt misschien voor koopkrachtbehoud, maar zorgt daarentegen ook voor stagnatie van de doorstroom, en die doorstroom is nu net wat de overheid wil bevorderen. Uitgestelde belasting op de woning betekent namelijk bij verkoop een flinke hap uit de overwaarde, maar dat appartement waar de overheid van wil dat je als oudere naar verhuist, kost niet minder. Volgens mij zorgt zo’n maatregel er alleen maar voor dat ouderen juist langer in hun woning blijven, misschien wel tot hun dood.

Zestig jaar getrouwd, ik hoop heel erg dat mijn ouders het samen halen. Het zou een mooie mijlpaal zijn. Zestig jaar in betaalbare en ruime huizen gewoond. De langste tijd ervan zonder zorgen over klimaat en zonder te horen dat je beter niet kan roken en eigenlijk ook beter niet kan drinken. Wat een feest. En niet te vergeten ging een groot deel, hoewel dat voor mijn vader niet op ging, voor hun zestigste al met de vut. Elke generatie kent zijn eigen problemen, niet alles was goed, maar laten we eerlijk zijn, de jaren 60,70,80 hadden toch zo hun voordelen…

De borstenpletter

Mijn moeder en ik hebben samen een abonnement op Plus Magazine. Mijn moeder leest dat blad al jaren en altijd als ze mij het blad wilde geven, ver voor mijn vijftigste, riep ik: nee daar begin ik nog niet aan, kom maar terug als ik vijftig ben. Inmiddels ben ik zesenvijftig en krijg ik hem iedere maand, waarna hij doorgaat naar m’n schoonmoeder die een abonnement op de Libelle heeft en de Libelle dan weer aan mij geeft. Hoe Nederlands en hoe burgerlijk maar desalniettemin best leuk. Van de week las ik in ‘Plus Online’ een stukje over de ‘pijnlijke borstenpletter’.

Vijf jaar geleden kreeg ik voor het eerst een uitnodiging om mijn borsten te komen pletten. Ik twijfelde geen moment. Ik ben zo iemand die stiekem wel eens denkt, zal ik zo’n bodyscan bij Prescan laten doen? Maar ik doe het niet, het is me veel te duur en daarbij, waar is het eind? Ik ken iemand die dat deed en na een half jaar dacht, tja, misschien zit er nu inmiddels wel iets wat er toen niet zat. Elk half jaar wordt wel een erg kostbare aangelegenheid en volgens mij maak je jezelf er ook knettergek mee. Dus nee, ik begin daar niet aan. Maar een bevolkingsonderzoek sla ik uiteraard niet over. Ik hoorde de vreselijkste verhalen waar ik niet vrolijk van werd. Ik vroeg het m’n moeder. Ze keek me verbaasd aan en zei: ‘Pijn? Onzin kind, het valt allemaal reuze mee. Pijn is toch echt iets anders.’ Bij mijn schoonmoeder kreeg ik een soortgelijke reactie. Toch ging ik enigszins nerveus naar de bus. Mijn moeder en schoonmoeder zijn bikkels. Misschien zou mijn pijngrens beduidend lager liggen. Vanuit de wachtruimte mocht ik in een kleedhokje mijn bovenkleding uittrekken. Het hokje had twee deuren. Tegenover de deur waardoor je binnenkomt zat nog een deur die uitkomt in de ruimte waar het onderzoek plaats zou gaan vinden. Daar stond ik, voor een apparaat waar mijn borsten in geplet zouden worden. Een allervriendelijkste dame legde mijn borst op een glasplaat en liet mij in een wat ongemakkelijke houding staan. Daarna kwam plaat twee en hop daar zat m’n borst ingeklemd tussen twee glasplaten. Een allercharmants gezicht. Ik mocht even niet bewegen of ademhalen. Het idee vastgeketend te zijn via mijn ene borst voelde wat vreemd. De gedachte dat de stroom wel eens zou kunnen uitvallen en ik voorlopig in deze benarde situatie moest blijven staan, was ook wel een beetje een angstig idee. Maar dat gebeurde niet. Mijn borst werd bevrijd. Dit hele pletten herhaalde zich nog drie keer. Van boven naar beneden pletten en van links naar rechts. En dat natuurlijk bij iedere borst. Daarna was ik klaar. Niks geen horror vond ik en dacht net als de bikkels: pijn is echt iets anders. 

Volgens het artikel in de plus zou 85% van de vrouwen het zo vreselijk vinden dat ze liever niet meer gaan. Ik verbaas me daarover. Hoe kan dat plet apparaat een belemmering zijn, is het alternatief niet veel angstiger? Het artikel vertelt ook dat het voor vrouwen met kleine borsten pijnlijker is. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Als er weinig te pletten valt, lijkt het me lastig en pijnlijk om dat weinige tussen die twee platen te krijgen. 
Na wat surfen op internet kom ik erachter dat de gemiddelde cup maat van de Nederlandse vrouw inmiddels 80 C is. Verhelderend, ik ben dus gemiddeld. Het percentage vrouwen met een A cup of kleiner is gering in ons land. Je kan er dus gemakshalve vanuit gaan dat van die 85% de grootste groep geen kleine borsten heeft. Hoe kan het dan zijn dat toch al die vrouwen de borsten pletter als een soort middeleeuws martelinstrument zien en het gebeuren zelfs ‘beestachtig’ noemen. 

Ik begrijp dat het voor iedereen anders is, maar ‘beestachtig’ is dat niet een klein beetje overdreven? Ik ben het met de bikkels eens die dit onderzoek allebei een kwart eeuw hebben ondergaan. Dus kom op dames, tandjes op elkaar, diep ademhalen, vasthouden, weer uitademen en klaar. Wees blij dat het er is!