Een nieuw jaar: hoop doet leven

Ieder jaar als ik de kerstboom opruim samen met mijn vriend denk ik stilletjes terug aan het jaar dat achter me ligt en aan hoe het leven er zal uitzien als ik hem weer optuig, de kerstboom wel te verstaan. Een nieuw jaar: hoop doet leven.
Ik houd mezelf altijd voor dat we hier niet mogen mopperen, dat we leven in een vrij land. Oké, we hebben lang op een nieuwe regering moeten wachten en of dat, nu die er is, ook maar iets voor ons zal veranderen, valt nog te bezien. En ja, we zitten opgescheept met een virus, maar dat hebben zij, in Afghanistan en Afrika, naast onderdrukking, honger en oorlog ook. Toch voelen we ons niet vrij, we associëren vrijheid met winkelen, naar de kroeg, theater en museum gaan. Ik ben veel minder dan vroeger een uitgaander en aan winkelen heb ik een bloedhekel. Voor mij betekent dit virus angst: ik wil niet ziek worden en wil al helemaal niet dat ik mijn moeder besmet. Die angst voelt voor mij als vrijheidsbeperking. Onbezorgd op de bank ploffen naast een vriend of vriendin, ik doe het niet. Een vakantie boeken, ik wacht nog maar even. Mijn moeder een knuffel geven, ik kijk wel uit.
Ik zie ondernemers de wanhoop nabij zijn, omdat zij geen omzet draaien en van hun pensioenpot moeten leven. Jongeren voor wie vrijheid wel om uitgaan draait maar dat niet kunnen. Ouderen die door angst voor het virus zich beperkt voelen te gaan en staan waar ze willen, die vanwege die angst hun kleinkinderen niet durven knuffelen. En zorgpersoneel dat omvalt als de dominosteentjes in Domino Day, dat in 2020 uitgesteld werd vanwege corona. Dus ondanks dat we niet mogen mopperen als we ons leven vergelijken met dat van zovelen anderen, begrijp ik het wel. Volgend jaar wordt beter. Hoop doet leven. We kijken allemaal uit naar een leven waarin corona minder druk legt op ons en onze samenleving. Een jaar waarin al die mensen die door onze vorige regering tekort zijn gedaan, echt gecompenseerd worden. Een toekomst waarin we vooruitgaan in plaats van stil staan, of erger nog, achteruit gaan. Voor mij persoonlijk hoop ik op een jaar waarin er nu eens niemand in mijn naaste omgeving sterft. Waarin ik mijn angst voor dat idiote virus weer wat kan loslaten en een jaar waarin ik, na te lang hebben gewerkt met tegenzin, kan doen waar ik vrolijk van word: schrijven. 

Een nieuw jaar. Mijn cursus journalistiek heb ik na het overlijden van mijn vader inmiddels weer opgepakt, mijn eerste huiswerk is ingeleverd. Mijn derde boek is in de maak. Ik zit in de zogenaamde research fase. Met kerst lagen er voor mij twee cadeautjes onder de boom. Het waren, het zal je niet verbazen, boeken. ‘Hakken in het zand’ waarin schrijfster Annemarie van Geel op zoek gaat naar de verhalen van Saoedische vrouwen, over hoe zij hun leven vormgeven en over de heersende kloof tussen man en vrouw. Zij is arabist, antropoloog en Saoedi Arabië deskundige. Voor haar wetenschappelijk promotieonderzoek, waarvoor zij honderden Saoedisch Arabische vrouwen interviewde, won zij in 2019 de Dissertatieprijs van de stichting Erasmusprijs. Eén van mijn hoofdpersonages in mijn derde roman verhuist naar Saoedi Arabië. Buiten dat het mij een reuze interessant boek lijkt, ook een beetje ‘verplichte’ kost dus. Het tweede boek: ‘Creatief schrijven’ van Roy Ishak zal mij hopelijk inzicht geven in de geheimen van copywriters.

Er liggen dus weer boeken te wachten om gelezen te worden. Toch begin ik er nog niet aan. Ik heb mezelf voorgenomen niet meer alles door elkaar te lezen. Misschien herkent iemand het, je komt niet lekker in het verhaal, in geen van de verhalen. Een boek dringt veel beter tot me door als ik niet tussendoor lees in een ander boek. Dus moeten de vrouwen in Saoedi Arabië en de tips van Roy Ishak nog even wachten en duik ik iedere avond in de Amerikaanse politiek van Obama, ‘Een Beloofd land’. Een boek dat je een kijkje achter de schermen van de Amerikaanse politiek geeft en daarnaast een beeld van het leven van een man die ik gedurende het lezen steeds sympathieker ben gaan vinden. Eén boek tegelijk: het bevalt me veel beter. Ik ben geen multitasker, hoewel keuzes maken ook niet mijn sterkste kant was, gaat dat steeds beter. Nee zeggen heeft prioriteit gekregen bij het prioriteren. Het gaat allemaal lukken dit jaar. Hoop doet leven. Ik heb nooit goede voornemens, maar het lijkt of ik er stiekem toch een paar heb genoemd, alleen zie ik ze niet als voornemens. Ik zie het als aardig zijn voor mezelf en dat is wel een voornemen. Toch eentje dus dit jaar!

Het ga je goed❤️

Er heerst rust in mijn vaders kamer. Geen benauwdheid, geen pijn, geen angst. Of zoals de verpleging en de artsen in zo’n geval zeggen: meneer is comfortabel.
Als ik aan comfortabel denk, gaan er andere beelden door mij hoofd. Het woord heeft ineens een heel andere betekenis gekregen. Mijn vader slaapt, een slaap die spoedig over zal gaan in eeuwig slapen. Ik gun hem deze rust. De laatste weken gleed hij langzaam af naar een andere wereld. Hij was moe, kon steeds minder. Zijn verkoudheid versnelde zijn achteruitgang. Ik zit en luister naar zijn ademhaling. Af en toe aai ik hem over zijn bol. Ik loop naar de verpleging en maak een praatje. De liefde van deze mensen voor hun werk en voor hun patiënten, ontroert me. Niemand zou beter voor mijn vader hebben kunnen zorgen in dit laatste jaar van zijn leven dan zij. Ondanks alles zag ik hem soms genieten van de feestjes die ze met elkaar hadden en zag ik hem blij zijn met de zorg en liefdevolle aandacht die hij kreeg. Genoot hij van z’n laatste zomer in de tuin van het huis. Dit verzorgingshuis voelt als thuis.

Ik heb een hoop geleerd over leven en dood dit jaar. Over Alzheimer en ouder worden. Maar bovenal hoe belangrijk het is bewust te leven. Oké, eerlijk is eerlijk, ik weet ook best dat het niet altijd lukt, en ook ik over een tijdje weer zal mopperen over kleine onbenullige dingen. Dingen die er eigenlijk niet toe doen. Toch heeft deze periode me bewuster gemaakt. Ik realiseer me wat echt belangrijk is in het leven. Doen waar je gelukkig van wordt. De mensen om wie je geeft, dat laten voelen. Ik heb geweldige herinneringen aan en mooie tijden gehad met de oude man. Samen gereisd, gelachen, soms ook gehuild. Er waren tijden dat ik hem achter het behang had willen plakken, maar ik hield van hem en weten dat hij dat wist, voelt goed.

Toen ik ging samen wonen hadden wij in onze eerste flat in plaats van een bed, een bar in de logeerkamer staan. We hadden een kroeg aan huis en de vrijdagmiddagborrel bij ons was berucht. Mijn vader ontbrak zelden die middagen. Dit laatste jaar dronken we weer iedere vrijdagmiddag, in het restaurant van ‘de Molenburg’, een drankje. Hij uiteraard een flesje bier en ik een glas wijn. We hadden het samen over vroeger, hij genoot en ik genoot mee. Dat zal nooit meer gebeuren, maar de herinnering eraan laat ik nooit meer los. Vele vrienden gingen je al voor, dus je bent niet alleen. Ik hoop dat je samen met hen, net als wij hier, herinneringen ophaalt aan een mooi leven. Ooit drinken we weer samen een biertje. Het ga je goed paps❤️

Dat andere leven…

Zondagmiddag, ik bel mijn moeder. ‘Hoi man, hoe was het bij de oude man?’ De oude man, zo noem ik mijn vader al een hele tijd, al ver voor hij zijn intrek in het verpleeghuis nam.
‘Hij is een beetje ziek. Snotneus, hoesten.’
In een vorig leven had ik gezegd: bah, vervelend voor hem. Maar sinds anderhalf jaar staat mijn brein direct op scherp bij dit soort opmerkingen. ‘En jij bent op visite geweest?’ roep ik verontwaardigd.
‘Ja kind, ik wist dat toch niet. Ben op behoorlijke afstand gebleven hoor en heb de hele tijd mijn mondkapje op gehad.’
Ik zeg niets, maar denk aan m’n moeder haar oncoloog, hij zou ‘not amused’ zijn als hij het wist. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer en eerlijk is eerlijk, ze kan er niets aan doen. Zondagavond log ik in om te kijken wat er in de rapportage van m’n vader is geschreven. Hij krijgt de volgende dag een coronatest en mag inmiddels z’n kamer niet meer af tot de uitslag. Ik hou m’n hart vast. Ik weet dat deze kerst wel eens zijn laatste zou kunnen zijn, maar liever niet door corona. Ik zie het scenario voor me. Mijn moeder die geen laatste knuffel kan geven, die op afstand afscheid moet nemen van mijn vader. Die avond kruip ik onder m’n dekbed en droom over dat vorige leven, toen corona nog een lekker zomers biertje was en een verkoudheidje niet meer dan irritant.

De volgende dag log ik rond twaalf uur weer in en lees: Update: coronatest negatief. Ik slaak een zucht van verlichting en lees verder. Een vermoedelijk beginnende longontsteking zou de oorzaak van zijn algehele malaise kunnen zijn. Een longontsteking: dat schiet lekker op, daar bezwijkt een groot deel van de kwetsbare ouderen ook aan. Maar toch, beter dan corona, mocht het hem fataal worden, kan m’n moeder in ieder geval wel dichtbij hem zijn. Weer een dag later laat de dokter me weten dat we gerust kunnen zijn. Hij heeft wel een luchtweginfectie maar geen longontsteking. De koorts is inmiddels gezakt en het gaat al iets beter. De oude man geeft nog niet op. Ik ga verder aan m’n derde roman, m’n zorgen weer even naar de achtergrond.

Inmiddels is het woensdag. ‘Jeetje mam, wat klinkt je nasaal, ben je verkouden?’
‘Ja, ik snotter een beetje, misschien heeft je vader me aangestoken.’
Ik vertel haar dat het me toch verstandig lijkt even een test te doen. Weer zie ik het gezicht van haar arts voor me en hoor ik hem zeggen. Goed oppassen hoor, geen corona krijgen. Mijn moeder was tot twee jaar geleden heel vaak verkouden, daar maakten we ons nooit druk om. Maar dat was in dat andere leven, dat leven waarin corona in een flesje zat, lekker met een schijfje limoen. Tegenwoordig maakt elke druppel aan de neus van één van mijn ouders me ongerust.
Mams kan donderdagmiddag terecht. Ondertussen krijgen we het bericht dat de oude man die nacht uit zijn bed gevallen is. Hij heeft een behoorlijke schaafwond op zijn arm, gelukkig geen gebroken armen, benen of heupen. De verpleegster vertelt dat hij op het moment niet zelf zijn bed uit kan komen. Hij heeft er de kracht niet voor. Ze gaat een laserpaal regelen, zodat de verpleging gealarmeerd wordt als mijn vader toch zelf zijn bed uit probeert te komen. Een laserpaal? Ik zie het beeld van Tom Cruise in Mission Impossible voor me en schiet ondanks alle malaise in de lach. Ik vind ook dat het mag. Humor is goed en houdt je op de been.
Mission Impossible, de titel is ook hier eigenlijk best toepasselijk.

Vrijdagochtend, ik log in om te kijken of het testresultaat inmiddels bekend is. En ja, ook mams haar test is gelukkig negatief. Ik bel haar op, ze is toch wel opgelucht. Afgelopen nacht, toen ze rechtop moest gaan zitten vanwege het hoesten, was ze wel een beetje bang geweest gaf ze eerlijk toe. Onderweg naar mijn vader stop ik even om wat magazines bij haar in de brievenbus te gooien. In het verpleeghuis schrik ik van de oude man, het leek van de week iets beter te gaan, maar daar lijkt het nu niet op. Hij is duidelijk verzwakt, hoest veel en eet weinig.
Ik zit een tijdje bij hem op zijn kamer en denk weer even aan dat andere leven…

Stigma

Voor me ligt de Plus. Ik loop de keuken in, zet de waterkoker aan en pak een zakje jasmijn thee uit de kast. Ik heb mezelf een luie middag beloofd. Eenmaal met mijn kop thee op de bank, blader ik rustig door het blad . Op pagina 40 lees ik: ‘Jammer of juist fijn’.  Een artikel over opgroeien als enig kind. Mijn interesse is gewekt. Ik heb namelijk geen broers of zussen. Ik lees de ervaringen van drie mannen en vrouwen, allen enig kind. De één ervaart het als negatief, de ander als positief.

In de tijd dat ik opgroeide heerste voornamelijk een negatief beeld over enig kinderen. ‘Wij’ waren anders. Dat klinkt nogal stigmatiserend, maar zo dacht men nu eenmaal in de jaren zeventig. Ik neem een slokje thee en lees verder. Honderd jaar geleden noemde de Amerikaanse psychiater Stanley Hall enig kind zijn nog een ziekte. Gelukkig, wat dat betreft was er vijftig jaar geleden al enige vooruitgang geboekt. Ik was geen ziekte, alleen maar enig kind. Het geloof had in de tijd van Stanley ook een veel grotere rol dan die ze nu heeft. De kerk pleitte voor grote gezinnen wat ten grondslag lag aan de gedachte, zo schrijft het artikel, dat het niet goed zou zijn voor een kind om zonder broertjes en zusjes op te groeien. Geloof heeft mij altijd geïntrigeerd, maar me ook zeker vaak genoeg verbaasd. Grote gezinnen was en is volgens mij nog steeds bij streng gelovigen het doel. Niks geen geboortebeperking, niks geen eigen keus, gewoon veel kinderen of je dat nu leuk vindt of niet. Mijn moeder vond dat niet leuk. Mijn moeder vond mij leuk, en vindt dat nog steeds, maar een groot gezin was nu eenmaal niet haar ideaal. Ik werd pas na drie jaar huwelijk geboren, gepland, en het bleef bij mij. Er werd gefluisterd dat het vast niet zo makkelijk was voor mijn ouders om kinderen te krijgen. Dat het een keus was…ondenkbaar!

Ik groeide dus op als enig kind. En hoewel ik niet meer, zoals honderd jaar geleden, als ziekte werd gezien, vooroordelen waren er nog zeker. Kinderen die zonder broertjes of zusjes groot werden gebracht waren per definitie verwend, niet assertief en sociaal onhandig. Mijn moeder wilde het tegendeel bewijzen. Het gevolg was dat ik altijd het grootste koekje aan die ander moest geven. Met veel pijn en moeite mijn mooiste pop mocht verstoppen, omdat de kinderen van vrienden van mijn ouders de neiging hadden alles stuk te maken en ik zuinig was op mijn spullen, dat had ik nu eenmaal geleerd. Cadeautjes werden verstopt omdat mams mij niet te veel pakjes wilde geven. Ze kwamen de volgende verjaardag of Sinterklaas weer tevoorschijn. Iets dat misschien tegenwoordig wel weer een idee is gezien de idioot grote hoeveelheid cadeautjes die kinderen tegenwoordig krijgen. Sorry, ik weet het, ik klink nu als mijn oma, maar het is gewoon een feit. Kinderen worden tegenwoordig meer verwend dan wij vroeger, enig kind of niet. Verder kon ik het wel vergeten als kleuter een kamer vol met visite in te lopen zonder iedereen netjes een handje te geven, want stel je voor dat het vooroordeel waarheid werd en ik een sociaal onhandig schepsel zou worden. Mijn ouders zorgde er tevens voor dat er altijd voldoende kinderen waren zodat ik niet alleen was. Ik moest me tenslotte leren aanpassen en om dat te leren kun je niet alleen zijn. Tijdens onze eerste vakantie met de caravan naar Spanje reden we dan ook in kolonne: drie gezinnen met in totaal acht kinderen. Arme mams, denk ik nu. Verder was ons huis als de zoete inval. Niets was teveel en vrienden altijd welkom. Vaak heb ik me afgevraagd of het stigma wel klopt. Ik geloof dat de moeite nemen je kind normen en waarden bij te brengen, leren te delen, leren om een ander iets te gunnen, een veel grotere rol speelt in de vorming van een mens dan het feit of je wel of geen broertjes en zusjes hebt.

Ik sta op om nog een beker thee in te schenken. Als ik weer zit met mijn thee, lees ik verder. Uit het onderzoek van de Universiteit van Essex blijkt onder andere: enig kinderen gaan niet gebukt onder pesterijen van broertjes en zusjes, ze zijn gelukkiger en daarnaast hebben ze vaak een hoger IQ… 
Ik neem nog een stuk chocolade en glimlach: zijn we toch een beetje anders…oeps…stigma…?

Een leeg wit scherm…

Afgelopen week las ik meerdere gelijksoortige berichten in groepen waar ik lid van ben. Geschreven door collega schrijvers, tekstschrijvers, bloggers, auteurs. Ik weet niet waardoor het komt, maar eerder heb ik niet zo veel berichten over hetzelfde probleem gelezen, of komt het omdat ik er zelf deze week voor het eerst tegen aanliep? Net als wanneer je een nieuwe groene auto gaat kopen, dan zie je in ene overal groene auto’s rijden. Alle berichten hadden als gemeenschappelijke deler: schrijf opstartproblemen. Bovenaan die ene regel en daaronder een heel stuk wit, wit dat wit blijft omdat tussendoor als excuus de was moet worden gedaan, er iets op internet gelezen wordt dat vraagt om direct nader onderzoek, het tijd is om even buiten de benen te strekken. Allemaal smoesjes om maar niet te hoeven beginnen aan dat blanco document. Met mijn eigen schrijf bezigheden heb ik daar nog niet zo’n last van, wel herken ik dat afgeleid worden. Even op een andere website gluren, even een kerstkadootje bestellen, of de boodschappen. Al deze dingen belemmeren me nog niet om verder te schrijven, mijn pagina blijft niet wit, vult zich met zwarte letters. Mijn boek zit wel op het moment voor wat betreft het daadwerkelijke schrijven even in een lagere versnelling. Ik ben namelijk van plan eerst wat boeken te gaan lezen over het leven in Saoedi Arabië, of misschien nog wel een ander land in het Midden Oosten. Verder wil ik me een beetje verdiepen in werken voor een humanitaire organisatie in, bijvoorbeeld, Afrika. Nee, ik ben niet van plan te emigreren naar één van deze landen. Echt avontuurlijk ben ik nooit geweest, ondanks de vele bestemmingen die ik toch al heb mogen afvinken op mijn lijstje. Al mijn reizen en vakanties voldeden aan minimaal de basics: goed bed, lekkere douche, prima hygiënische omstandigheden, hoewel dat laatste wel eens mis ging, maar nog steeds aanvaardbaar. Terugkomend op mijn interesse in boeken over het Midden Oosten en Afrika. Die is er in verband met de research die ik op het moment doe voor mijn derde roman. Dat klinkt vreselijk interessant vind ik zelf, alleen is het lang zo spannend niet als het lijkt. Ik ga boeken lezen en surf over het internet op zoek naar verhalen en informatie die ik kan gebruiken voor mijn roman. Dus ik ben indirect druk met schrijven. Geen witte vlakken en excuses.

Afgelopen week herkende ik mij dus voor het eerst in al die berichten over staren naar een wit scherm. Ik had gereageerd op een advertentie waar freelance schrijvers werd gevraagd of zij interesse hadden om content te schrijven voor een reisorganisatie die voor kinderen jeugdkampen organiseert. Mijn proefopdracht bestond uit het schrijven van een algemene tekst over surfkampen. De proeftekst moest vijfhonderd woorden zijn, als hij goed genoeg was, mocht ik hem, betaald, uitbreiden naar vijftienhonderd woorden. Vijftienhonderd woorden, in Arial 11 zijn dat twee vellen vol! Surfkampen, meer informatie had ik niet. En daar zat ik, net als m’n collega schrijvers uit die facebookgroepen, boven een blank word document. Staren, nog een keer staren. Even het nieuws kijken. Weer staren. Ach, ik schenk eerst maar even een wijntje in, na het eten ga ik verder. Na het het eten weer staren. Dan maar Netflixen, ‘Frankie and Grace’ is een welkome afleiding. Toch weer terug naar mijn surfkamp. Ik kom tot 370 woorden, echt ik krijg geen letter meer uit mijn toetsenbord. Wat heb ik met en wat weet ik van jeugd. Ieder die mij kent zal hard gaan lachen. Ik en activiteiten met en voor kinderen, daarbij ben ik zelf al helemaal niet sportief. Natuurlijk kan ik, net als voor mijn roman, research doen naar surfen, surfkampen en wat 15-jarigen leuk vinden, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Dan ben ik uren bezig, en ik krijg betaald per tekst, geloof me dat is niet heel veel. Natuurlijk, ik doe ervaring op, dat wel, maar ik kan het niet opbrengen en heb uiteindelijk netjes gemaild dat het niets voor me is. Waarom had ik dan in eerste instantie gereageerd vraag je je af. Het was een impulsieve reactie, ik had de advertentie al eerder voorbij zien komen en dacht toen gelijk: jeugdkampen, dat is niks voor mij. Maar toen hij weer langs mijn netvlies kwam dacht ik: waarom eigenlijk niet? Alles proberen! Als je kan schrijven doet het er niet toe waarover je moet schrijven. Dat klopt, maar dan moet je het er wel voor over hebben informatie te vergaren over het onderwerp en de doelgroep. Dat had ik niet en zeker niet voor dat geld. Ik heb op facebook nog wel een andere schrijfster op de advertentie gewezen, zij wil graag als freelance tekstschrijver aan de slag en vroeg om tips. Misschien houdt zij van kinderen of is ze zelf jong en sportief. Zo heeft mijn laatste schrijvers avontuur misschien toch nog nut gehad, wie weet wordt het deze dame haar eerste opdracht.

Ik blijf maar weer kritisch, ik wil energie van schrijven krijgen, plezier erin hebben en ga dus lekker verder met mijn blog, de research voor mijn roman en al het andere dat vast nog wel op mijn pad komt.

ps: dit stukje bestaat uit 859 woorden;-)