Dat andere leven…

Zondagmiddag, ik bel mijn moeder. ‘Hoi man, hoe was het bij de oude man?’ De oude man, zo noem ik mijn vader al een hele tijd, al ver voor hij zijn intrek in het verpleeghuis nam.
‘Hij is een beetje ziek. Snotneus, hoesten.’
In een vorig leven had ik gezegd: bah, vervelend voor hem. Maar sinds anderhalf jaar staat mijn brein direct op scherp bij dit soort opmerkingen. ‘En jij bent op visite geweest?’ roep ik verontwaardigd.
‘Ja kind, ik wist dat toch niet. Ben op behoorlijke afstand gebleven hoor en heb de hele tijd mijn mondkapje op gehad.’
Ik zeg niets, maar denk aan m’n moeder haar oncoloog, hij zou ‘not amused’ zijn als hij het wist. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer en eerlijk is eerlijk, ze kan er niets aan doen. Zondagavond log ik in om te kijken wat er in de rapportage van m’n vader is geschreven. Hij krijgt de volgende dag een coronatest en mag inmiddels z’n kamer niet meer af tot de uitslag. Ik hou m’n hart vast. Ik weet dat deze kerst wel eens zijn laatste zou kunnen zijn, maar liever niet door corona. Ik zie het scenario voor me. Mijn moeder die geen laatste knuffel kan geven, die op afstand afscheid moet nemen van mijn vader. Die avond kruip ik onder m’n dekbed en droom over dat vorige leven, toen corona nog een lekker zomers biertje was en een verkoudheidje niet meer dan irritant.

De volgende dag log ik rond twaalf uur weer in en lees: Update: coronatest negatief. Ik slaak een zucht van verlichting en lees verder. Een vermoedelijk beginnende longontsteking zou de oorzaak van zijn algehele malaise kunnen zijn. Een longontsteking: dat schiet lekker op, daar bezwijkt een groot deel van de kwetsbare ouderen ook aan. Maar toch, beter dan corona, mocht het hem fataal worden, kan m’n moeder in ieder geval wel dichtbij hem zijn. Weer een dag later laat de dokter me weten dat we gerust kunnen zijn. Hij heeft wel een luchtweginfectie maar geen longontsteking. De koorts is inmiddels gezakt en het gaat al iets beter. De oude man geeft nog niet op. Ik ga verder aan m’n derde roman, m’n zorgen weer even naar de achtergrond.

Inmiddels is het woensdag. ‘Jeetje mam, wat klinkt je nasaal, ben je verkouden?’
‘Ja, ik snotter een beetje, misschien heeft je vader me aangestoken.’
Ik vertel haar dat het me toch verstandig lijkt even een test te doen. Weer zie ik het gezicht van haar arts voor me en hoor ik hem zeggen. Goed oppassen hoor, geen corona krijgen. Mijn moeder was tot twee jaar geleden heel vaak verkouden, daar maakten we ons nooit druk om. Maar dat was in dat andere leven, dat leven waarin corona in een flesje zat, lekker met een schijfje limoen. Tegenwoordig maakt elke druppel aan de neus van één van mijn ouders me ongerust.
Mams kan donderdagmiddag terecht. Ondertussen krijgen we het bericht dat de oude man die nacht uit zijn bed gevallen is. Hij heeft een behoorlijke schaafwond op zijn arm, gelukkig geen gebroken armen, benen of heupen. De verpleegster vertelt dat hij op het moment niet zelf zijn bed uit kan komen. Hij heeft er de kracht niet voor. Ze gaat een laserpaal regelen, zodat de verpleging gealarmeerd wordt als mijn vader toch zelf zijn bed uit probeert te komen. Een laserpaal? Ik zie het beeld van Tom Cruise in Mission Impossible voor me en schiet ondanks alle malaise in de lach. Ik vind ook dat het mag. Humor is goed en houdt je op de been.
Mission Impossible, de titel is ook hier eigenlijk best toepasselijk.

Vrijdagochtend, ik log in om te kijken of het testresultaat inmiddels bekend is. En ja, ook mams haar test is gelukkig negatief. Ik bel haar op, ze is toch wel opgelucht. Afgelopen nacht, toen ze rechtop moest gaan zitten vanwege het hoesten, was ze wel een beetje bang geweest gaf ze eerlijk toe. Onderweg naar mijn vader stop ik even om wat magazines bij haar in de brievenbus te gooien. In het verpleeghuis schrik ik van de oude man, het leek van de week iets beter te gaan, maar daar lijkt het nu niet op. Hij is duidelijk verzwakt, hoest veel en eet weinig.
Ik zit een tijdje bij hem op zijn kamer en denk weer even aan dat andere leven…

Stigma

Voor me ligt de Plus. Ik loop de keuken in, zet de waterkoker aan en pak een zakje jasmijn thee uit de kast. Ik heb mezelf een luie middag beloofd. Eenmaal met mijn kop thee op de bank, blader ik rustig door het blad . Op pagina 40 lees ik: ‘Jammer of juist fijn’.  Een artikel over opgroeien als enig kind. Mijn interesse is gewekt. Ik heb namelijk geen broers of zussen. Ik lees de ervaringen van drie mannen en vrouwen, allen enig kind. De één ervaart het als negatief, de ander als positief.

In de tijd dat ik opgroeide heerste voornamelijk een negatief beeld over enig kinderen. ‘Wij’ waren anders. Dat klinkt nogal stigmatiserend, maar zo dacht men nu eenmaal in de jaren zeventig. Ik neem een slokje thee en lees verder. Honderd jaar geleden noemde de Amerikaanse psychiater Stanley Hall enig kind zijn nog een ziekte. Gelukkig, wat dat betreft was er vijftig jaar geleden al enige vooruitgang geboekt. Ik was geen ziekte, alleen maar enig kind. Het geloof had in de tijd van Stanley ook een veel grotere rol dan die ze nu heeft. De kerk pleitte voor grote gezinnen wat ten grondslag lag aan de gedachte, zo schrijft het artikel, dat het niet goed zou zijn voor een kind om zonder broertjes en zusjes op te groeien. Geloof heeft mij altijd geïntrigeerd, maar me ook zeker vaak genoeg verbaasd. Grote gezinnen was en is volgens mij nog steeds bij streng gelovigen het doel. Niks geen geboortebeperking, niks geen eigen keus, gewoon veel kinderen of je dat nu leuk vindt of niet. Mijn moeder vond dat niet leuk. Mijn moeder vond mij leuk, en vindt dat nog steeds, maar een groot gezin was nu eenmaal niet haar ideaal. Ik werd pas na drie jaar huwelijk geboren, gepland, en het bleef bij mij. Er werd gefluisterd dat het vast niet zo makkelijk was voor mijn ouders om kinderen te krijgen. Dat het een keus was…ondenkbaar!

Ik groeide dus op als enig kind. En hoewel ik niet meer, zoals honderd jaar geleden, als ziekte werd gezien, vooroordelen waren er nog zeker. Kinderen die zonder broertjes of zusjes groot werden gebracht waren per definitie verwend, niet assertief en sociaal onhandig. Mijn moeder wilde het tegendeel bewijzen. Het gevolg was dat ik altijd het grootste koekje aan die ander moest geven. Met veel pijn en moeite mijn mooiste pop mocht verstoppen, omdat de kinderen van vrienden van mijn ouders de neiging hadden alles stuk te maken en ik zuinig was op mijn spullen, dat had ik nu eenmaal geleerd. Cadeautjes werden verstopt omdat mams mij niet te veel pakjes wilde geven. Ze kwamen de volgende verjaardag of Sinterklaas weer tevoorschijn. Iets dat misschien tegenwoordig wel weer een idee is gezien de idioot grote hoeveelheid cadeautjes die kinderen tegenwoordig krijgen. Sorry, ik weet het, ik klink nu als mijn oma, maar het is gewoon een feit. Kinderen worden tegenwoordig meer verwend dan wij vroeger, enig kind of niet. Verder kon ik het wel vergeten als kleuter een kamer vol met visite in te lopen zonder iedereen netjes een handje te geven, want stel je voor dat het vooroordeel waarheid werd en ik een sociaal onhandig schepsel zou worden. Mijn ouders zorgde er tevens voor dat er altijd voldoende kinderen waren zodat ik niet alleen was. Ik moest me tenslotte leren aanpassen en om dat te leren kun je niet alleen zijn. Tijdens onze eerste vakantie met de caravan naar Spanje reden we dan ook in kolonne: drie gezinnen met in totaal acht kinderen. Arme mams, denk ik nu. Verder was ons huis als de zoete inval. Niets was teveel en vrienden altijd welkom. Vaak heb ik me afgevraagd of het stigma wel klopt. Ik geloof dat de moeite nemen je kind normen en waarden bij te brengen, leren te delen, leren om een ander iets te gunnen, een veel grotere rol speelt in de vorming van een mens dan het feit of je wel of geen broertjes en zusjes hebt.

Ik sta op om nog een beker thee in te schenken. Als ik weer zit met mijn thee, lees ik verder. Uit het onderzoek van de Universiteit van Essex blijkt onder andere: enig kinderen gaan niet gebukt onder pesterijen van broertjes en zusjes, ze zijn gelukkiger en daarnaast hebben ze vaak een hoger IQ… 
Ik neem nog een stuk chocolade en glimlach: zijn we toch een beetje anders…oeps…stigma…?

Een leeg wit scherm…

Afgelopen week las ik meerdere gelijksoortige berichten in groepen waar ik lid van ben. Geschreven door collega schrijvers, tekstschrijvers, bloggers, auteurs. Ik weet niet waardoor het komt, maar eerder heb ik niet zo veel berichten over hetzelfde probleem gelezen, of komt het omdat ik er zelf deze week voor het eerst tegen aanliep? Net als wanneer je een nieuwe groene auto gaat kopen, dan zie je in ene overal groene auto’s rijden. Alle berichten hadden als gemeenschappelijke deler: schrijf opstartproblemen. Bovenaan die ene regel en daaronder een heel stuk wit, wit dat wit blijft omdat tussendoor als excuus de was moet worden gedaan, er iets op internet gelezen wordt dat vraagt om direct nader onderzoek, het tijd is om even buiten de benen te strekken. Allemaal smoesjes om maar niet te hoeven beginnen aan dat blanco document. Met mijn eigen schrijf bezigheden heb ik daar nog niet zo’n last van, wel herken ik dat afgeleid worden. Even op een andere website gluren, even een kerstkadootje bestellen, of de boodschappen. Al deze dingen belemmeren me nog niet om verder te schrijven, mijn pagina blijft niet wit, vult zich met zwarte letters. Mijn boek zit wel op het moment voor wat betreft het daadwerkelijke schrijven even in een lagere versnelling. Ik ben namelijk van plan eerst wat boeken te gaan lezen over het leven in Saoedi Arabië, of misschien nog wel een ander land in het Midden Oosten. Verder wil ik me een beetje verdiepen in werken voor een humanitaire organisatie in, bijvoorbeeld, Afrika. Nee, ik ben niet van plan te emigreren naar één van deze landen. Echt avontuurlijk ben ik nooit geweest, ondanks de vele bestemmingen die ik toch al heb mogen afvinken op mijn lijstje. Al mijn reizen en vakanties voldeden aan minimaal de basics: goed bed, lekkere douche, prima hygiënische omstandigheden, hoewel dat laatste wel eens mis ging, maar nog steeds aanvaardbaar. Terugkomend op mijn interesse in boeken over het Midden Oosten en Afrika. Die is er in verband met de research die ik op het moment doe voor mijn derde roman. Dat klinkt vreselijk interessant vind ik zelf, alleen is het lang zo spannend niet als het lijkt. Ik ga boeken lezen en surf over het internet op zoek naar verhalen en informatie die ik kan gebruiken voor mijn roman. Dus ik ben indirect druk met schrijven. Geen witte vlakken en excuses.

Afgelopen week herkende ik mij dus voor het eerst in al die berichten over staren naar een wit scherm. Ik had gereageerd op een advertentie waar freelance schrijvers werd gevraagd of zij interesse hadden om content te schrijven voor een reisorganisatie die voor kinderen jeugdkampen organiseert. Mijn proefopdracht bestond uit het schrijven van een algemene tekst over surfkampen. De proeftekst moest vijfhonderd woorden zijn, als hij goed genoeg was, mocht ik hem, betaald, uitbreiden naar vijftienhonderd woorden. Vijftienhonderd woorden, in Arial 11 zijn dat twee vellen vol! Surfkampen, meer informatie had ik niet. En daar zat ik, net als m’n collega schrijvers uit die facebookgroepen, boven een blank word document. Staren, nog een keer staren. Even het nieuws kijken. Weer staren. Ach, ik schenk eerst maar even een wijntje in, na het eten ga ik verder. Na het het eten weer staren. Dan maar Netflixen, ‘Frankie and Grace’ is een welkome afleiding. Toch weer terug naar mijn surfkamp. Ik kom tot 370 woorden, echt ik krijg geen letter meer uit mijn toetsenbord. Wat heb ik met en wat weet ik van jeugd. Ieder die mij kent zal hard gaan lachen. Ik en activiteiten met en voor kinderen, daarbij ben ik zelf al helemaal niet sportief. Natuurlijk kan ik, net als voor mijn roman, research doen naar surfen, surfkampen en wat 15-jarigen leuk vinden, maar daar heb ik helemaal geen zin in. Dan ben ik uren bezig, en ik krijg betaald per tekst, geloof me dat is niet heel veel. Natuurlijk, ik doe ervaring op, dat wel, maar ik kan het niet opbrengen en heb uiteindelijk netjes gemaild dat het niets voor me is. Waarom had ik dan in eerste instantie gereageerd vraag je je af. Het was een impulsieve reactie, ik had de advertentie al eerder voorbij zien komen en dacht toen gelijk: jeugdkampen, dat is niks voor mij. Maar toen hij weer langs mijn netvlies kwam dacht ik: waarom eigenlijk niet? Alles proberen! Als je kan schrijven doet het er niet toe waarover je moet schrijven. Dat klopt, maar dan moet je het er wel voor over hebben informatie te vergaren over het onderwerp en de doelgroep. Dat had ik niet en zeker niet voor dat geld. Ik heb op facebook nog wel een andere schrijfster op de advertentie gewezen, zij wil graag als freelance tekstschrijver aan de slag en vroeg om tips. Misschien houdt zij van kinderen of is ze zelf jong en sportief. Zo heeft mijn laatste schrijvers avontuur misschien toch nog nut gehad, wie weet wordt het deze dame haar eerste opdracht.

Ik blijf maar weer kritisch, ik wil energie van schrijven krijgen, plezier erin hebben en ga dus lekker verder met mijn blog, de research voor mijn roman en al het andere dat vast nog wel op mijn pad komt.

ps: dit stukje bestaat uit 859 woorden;-)

Een doodgeslagen biertje…

Om half tien gaat de telefoon, mijn ex schoonzus en tevens oude vriendin is in de buurt, of ik thuis ben, dan komt ze m’n boek ophalen. Zo jammer dat ik om tien uur weg moet, waardoor we geen tijd hebben voor een bakkie. Maar wat is het leuk haar te zien. Later die dag, onderweg naar m’n vader, bedenk ik me dat het twaalf jaar geleden is dat we elkaar voor het laatst hebben gezien. Ik weet het nog goed, het was in mijn toenmalige stamkroeg de avond voordat ik voor zes weken naar Nieuw Zeeland ging. Grijs is ze inmiddels in plaats van blond, maar nog steeds dezelfde. Geen spat veranderd.

Nadat ik met m’n vader naar de fysio ben geweest en we in het restaurant van het verzorgingshuis zitten, hij zoals altijd op vrijdagmiddag aan een biertje en ik aan een wijntje, vertel ik hem van haar bezoek die ochtend. Hij moet even denken wie ze is, alleen het noemen van haar voornaam doet bij hem geen bellen rinkelen. Haar achternaam doet dat wel, zegt hij, hoewel ik dat betwijfel. Als ik namelijk daarna vraag of hij nog weet van wie ze een zus is, kijkt hij me aan of ik hem vraag een wiskundige formule te ontcijferen. Aangezien hij wel weet wie mijn ex-man is, geloof ik er niks van dat hij enig idee heeft wie er nu precies die ochtend bij mij aan de deur stond. Maar het geeft niet, zo gaan de gesprekken met mijn vader tegenwoordig.
Ik sta op om nog een glas wijn te bestellen, zijn biertje staat doodgeslagen voor zijn neus, maar dat maakt hem niet uit. Hij houdt sowieso niet meer van het bier zoals hij het vroeger graag dronk, koud, uit de tap met schuimkraag. Tegenwoordig moet ik hem ervan weerhouden dat hij geen blikjes op de verwarming legt. Toch zegt hij dit keer wel drie keer hoe lekker het biertje hem smaakt. Blijkbaar heeft hij er vandaag geen moeite mee dat het ijskoud is. Als ik met het glas wijn van de bar terug naar ons tafeltje loop, tref ik een bijna oud collega. We maken een praatje over de bank en over hoe alles verandert. Terug bij mijn vader leg ik hem uit waar ik die meneer van ken. Als ik ga zitten draait hij zijn stoel een halve slag richting de tafel waar mijn collega met zijn moeder en nog wat anderen zitten te praten. Mijn vader geniet, luisteren naar de gesprekken van anderen heeft hij altijd een leuke bezigheid gevonden. Ik geniet ook van mijn wijntje en van het feit dat ik even geen gesprek hoef te bedenken omdat mijn vader druk is met de mensen en de gesprekken om hem heen. Na een aantal minuten kijkt hij mij aan. ‘Hoe zijn we hier nu ook alweer gekomen? Waar staat jouw auto? Hoe ben ik eigenlijk in jouw auto gekomen, dat kan ik toch helemaal niet?’ Ik vertel hem zoals bijna iedere week dat we lopend naar de fysio zijn gegaan en daarna lopend terug naar het restaurant en dat hij boven het restaurant woont, dat we helemaal geen auto nodig hebben. Hij knikt, zegt het weer te weten. Mijn wijntje is op, zijn biertje ook. Het is tijd om naar zijn kamer te gaan.
Eenmaal boven pakt hij een blikje bier uit de koelkast en legt hem op de verwarming. ‘Voor straks bij het eten.’ zegt hij.
Ik haal het blikje weg en zet het op de tafel. ‘Doe maar niet pap, dat duurt nog een uur, dan wordt het wel een erg warm biertje.’
‘Maar je weet toch dat ik niet van heel koud bier houd.’
‘Pap, net beneden zei je dat het zo’n lekker biertje was.’
Hij draait zich naar me om: ‘Welk biertje?’

Impulsief, maar wel leuk…proefopdracht voor tekstschrijversbureau

‘Ben je er nog?’ vraagt mijn moeder aan de andere kant van de lijn.
Ik bevestig dat ik er inderdaad nog ben, maar ondertussen schieten mijn ogen over de mail die ik, terwijl ik met haar aan de telefoon zit te praten, geopend heb. Ik vertel haar waarom ik even niet reageer.
‘ Oh kind, ga jij je mail maar lezen hoor.’
‘ Nee hoor mam, dat hoeft niet. Uitgebreid lezen doe ik straks wel. Dat wat ik graag wilde weten, weet ik.’ Ik vertel haar waar het over gaat en ze is trots op me. Typisch moeder gedrag. Ik ben geen moeder maar ben al trots op Rosa, mijn kat, als ze lief is en luistert. Ik durf er niet aan te denken hoe ik als moeder zou zijn geweest.

De reden van haar trots is dat ik contact heb met een hele aardige dame van een tekstbureau. Ze wil mij een kans geven om als freelancer opdrachten voor haar te doen. In mijn vorige blogbericht opperde ik dat ik misschien wel freelance als tekstschrijver aan de slag zou kunnen gaan. Ik meende het, maar het was een idee dat nog geen week oud was. Verder dan wat onderzoek op internet en een leuk gesprek via de mail met een jonge vrouw was ik nog niet gekomen. Zij drukte me op het hart dat de stap aan de slag te gaan als freelance tekstschrijver, de beste was die ze tot dan toe in haar leven had gezet. Dat gesprek zette me aan het denken. Ik ben een stuk ouder, erg lang wachten met die stap zetten is dus geen optie. Ik publiceerde mijn blogbericht op Facebook in een paar groepen. Een uur later kreeg ik een reactie. Een weliswaar misschien impulsieve, maar wel heel leuke reactie. Of ik een proefopdracht wilde schrijven om te kijken of ik de handjes kon zijn die zij voor haar bureau af en toe kon gebruiken. Ik schrok eigenlijk wel. Het overviel me. En iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik redelijk onzeker kan zijn en regelmatig twijfel of ik iets wel kan. Hoewel, het gaat steeds beter. Soms ben ik zelfs, net als mijn moeder, een beetje trots op mezelf en op dat gevoel ben ik dan ook weer trots.

Na het gesprek met m’n moeder ging ik er even goed voor zitten. Ik had het niet slecht gedaan. Uiteraard waren er verbeterpunten. Ik hou van goede en kritische feedback. Feedback waar ik wat mee kan, want ik wil leren, ik wil mezelf verbeteren. In die laatste alinea, die ik als eerste las tijdens het gesprek aan de telefoon met mijn moeder, beloofde ze dat wanneer er een geschikte opdracht voorbij kwam, ik die zou mogen doen. Ik was uiteraard enthousiast. Maar ook als ze voorlopig nog geen opdracht heeft, ben ik blij met de richting die ik langzaam op ga. Die proefopdracht heeft me dichter gebracht bij de keuzes die ik voor mezelf moet maken. Het heeft me weer over een streep getrokken. Twee jaar geleden sleepte ik me nog iedere dag naar mijn werk, werk waar ik bijna depressief van werd, werk waardoor ik thuis kwam te zitten en waardoor ik me ongelukkig voelde. In die twee jaar ben ik steeds meer gaan schrijven, ook op advies van mijn therapeute, de liefste therapeute van heel Nederland. Ik voel me beter. Ik ben er achter dat geld nodig is, maar dat doen waar je blij van wordt net zo belangrijk is. Je hoort dat mensen vaker zeggen, maar ziet ze ook net zo vaak daar niet naar luisteren. Ik wil wel luisteren. Thuis gaan zitten was geen keuze, het overkwam me. Ik kon niets meer, zat als een dood vogeltje op de bank. Maar het is goed geweest, het heeft er voor gezorgd dat ik steeds meer durf te zeggen wat ik wil, maar vooral ook wat ik niet wil en dat ik keuzes durf te maken die me energie geven.

Op schrijfgebied ben ik nog lang niet waar ik wil zijn, maar ik ben op de goede weg en dat is het belangrijkste! Binnen een jaar zijn er twee romans van me uitgegeven, volg ik een cursus journalistiek, schrijf ik een blog en heb ik hele leuke contacten opgedaan met m’n schrijfactiviteiten. Dat is mooi en daar ben ik best een beetje trots op. Schrijf ik dat nu weer hardop…?