Shake it off…

Toen de Volkskrant met het bericht over Matthijs van Nieuwkerk kwam, dacht ik: inderdaad de wereld draait door. Steeds meer en steeds vaker worden we geconfronteerd met dit soort berichten. Draaien we met zijn allen door, kunnen we niets meer hebben of moeten we juist bij onszelf te rade gaan of we niet te egoïstisch, te veel op onszelf gericht zijn geworden? Inmiddels lijkt het succes boven het menselijk gevoel te gaan. Is het geoorloofd mensen te kleineren omwille van een goed programma, is het geoorloofd je macht te gebruiken binnen welk beroep dan ook? 
Maar niet alleen hierbij denk ik: de wereld draait door. Ik denk het zo onderhand vrijwel dagelijks. De korte lontjes van de mensen die ik tegenkom online, op straat, op de weg, in een  winkel. We rellen als we boos zijn, maar tegenwoordig ook als we dat niet zijn. Ik geloof dat ik steeds minder begrijp van de berichten die ik lees. Soms denk ik: ik sluit me af, lees en kijk geen nieuws meer. Maar ik doe het niet. Ik wil weten wat er in de wereld die doordraait, gebeurt. 

Buiten verbazing voel ik soms ook wat irritatie. We mogen niets meer: het woord man en vrouw is bijna uit de Dikke Van Dale geschrapt. In de trein mag ‘goedemiddag dames en heren’ niet meer worden omgeroepen. Ik word er soms zo moe van. Van mij mag iedereen zijn wie hij is, man, vrouw of hen. Maar laat de vrouw die vrouw wil zijn, dat ook zijn. Hou ook rekening met haar gevoelens en laat haar niet plassen op een gendervrij toilet. Ik begrijp best dat het voor diegene die zich man noch vrouw voelt, lastig is. Maar geloof me: laat op de avond als vrouw die zich wel vrouw voelt, in de kroeg een herentoilet bezoeken, is ook niet prettig. Misschien moeten we in de toekomst zorgen voor drie toiletten, dan is iedereen blij. Een non-binair voornaamwoord hebben we al: hen.
Dat klinkt zo: ‘Wat wil hen drinken?’ Ik moet er nog erg aan wennen.

En dan is er nog de hetze rond de seksistische benadering van vrouwen. Er staat zowat een straf op het nafluiten van een vrouw op straat. Net als het feit dat je als man moet oppassen hoe je een vrouw een compliment geeft. Ik, als vrouw, begrijp dat. De meeste dames zitten nu eenmaal niet te wachten op die rij mannen op straat die je kwijlend nastaren. Er moeten grenzen zijn. Maar gaan we daarin niet te ver? De sjeu gaat er af. Een compliment is ook leuk. En de chemie tussen man en vrouw is mooi. Flirten is spannend. Helaas, ik denk nog als dat ‘meisje’ uit de jaren 80. Maar toch…op YouTube worden we bedolven onder de video’s waarin vrouwen hun opgespoten billen en lippen vol trots aan de wereld tonen. Deze week speelde de plagiaatzaak rond het nummer ‘Shake it off’ van Taylor Swift. In de video zien we, zo doet de titel al vermoeden, schuddende vrouwenbillen. Een schril contrast met dat wat we, lijkt het, nu juist niet meer willen. Het nummer is dan wel uit 2014, maar dit soort clips zijn er nog steeds en steeds meer vrouwen ‘verbouwen’ hun jonge lichaam om billen te krijgen als de vrouw uit de clip van Taylor Swift. Natuurlijk staat dat los van de opmerkingen die ook zij misschien niet willen horen van mannen, maar toch…ik heb m’n twijfels. Die dikke lippen, billen en borsten, doe je dat alleen voor jezelf of wil je de aandacht trekken van hem, haar of hen? En als dat zo is, is dat dan erg?
Maar ach, de hele wereld draait door en we draaien allemaal mee, ieder op zijn, haar of hun eigen manier. Zolang we elkaar respecteren, is dat prima. En je soms wat irriteren, hoort daarbij.

Kattenliefde

Twee weken geleden ging Rosa logeren. Spannend vond ik het. Hoe zou ze het ervaren? Het hotel dat we voor haar hadden uitgekozen, ligt in Heerhugowaard en is gevestigd in een landelijk gelegen boerderij. De avond voor haar vertrek had ik haar tasje gepakt. Eigen eten mee, ons meisje is allergisch dus kan niet eten wat de pot schaft. Een speeltje voor onderweg en haar eigen kussentje. Dat laatste op aanraden van de eigenaresse.  
Enzo schudde zijn hoofd. ‘Het is een kat.’  
‘Jaja dat weet ik, maar het is wel mijn kat.’ 

Haar nieuwe reismand stond al de hele week open zodat ze er een beetje aan kon wennen. Soms lag ze er gewoon in te slapen. Een goed teken dacht ik. Maar eenmaal in de auto vond ze het toch een minder leuk plekje. Haar hartje ging als een razende tekeer en af en toe hing haar bekkie open, het leek of ze lag te hyperventileren. Ze keek me aan met een blik die leek te vragen: waarom doe je dit nou? Ik had al spijt voor we er waren. Sinds we een kat hebben, ga ik bezorgde moeders steeds beter begrijpen.  
De volgende dag kreeg ik, heel lief, s ochtends vroeg al een appje met foto’s van Rosa en het bericht dat ze het goed deed. Wel nog wat onwennig, maar ze liet zich al aanhalen en knuffelen. Ik hoefde me geen zorgen te maken. De volgende dag weer foto’s: Rosa buiten op haar terras.

Het hotel heeft 15 privékamers, Rosa verbleef in de Mice Suite. Mooi ingericht. Alles in ‘Mice’ sfeer. Kamerbreed behang met muizen, genoeg speeltjes en plekjes om te slapen. Alle kamers hebben ook een eigen buitenverblijf wat voor mijn meisje heerlijk is, ze is een echte buitenkat. Toen we haar na drie dagen kwamen halen, zat ze dan ook parmantig buiten op een kussentje te genieten van het uitzicht op het groen en een waterpartij. De ideale plek voor haar. Mee leek ze in eerste instantie niet te willen. Ze bleef zitten waar ze zat en nam niet eens de moeite ons te begroeten. Ik moest aan mijn moeder denken. Na twee weken Italië zonder mij kwam ze thuis, blij haar kind weer te zien. Maar ik, twee jaar oud, zag haar niet staan. Ik rende naar mijn vader. Rosa rende nergens naartoe. Die bleef op haar plek, buiten op haar kussentje in de zon. Ik was, net als mijn moeder, teleurgesteld. Maar belangrijker: ik was ook gerustgesteld, Rosa had het naar haar zin.  

Er is wel eens om me gelachen als ik vertelde dat ik op zoek was naar een goed hotel voor Rosa. Maar het kan nog veel gekker zag ik van de week op televisie. Design kleding, swarovski stenen op halsbandjes. Een high-tea voor honden. Mensen die met hun kat in een doorzichtige rugtas gaan wandelen: lekker naar buiten en een mooi uitzicht voor het beestje. Goed bedoeld van de eigenaar, maar geen kat zit graag opgesloten in een tas. Ook niet met een prettig uitzicht. Het ritje van een half uur zorgde bij Rosa al voor genoeg stress.  
Saskia Arndt, gedragsbioloog zegt in het programma: ‘We verwachten heel veel van onze dieren en denken dat zij dezelfde verwachtingen hebben als wij. Daar kun je behoorlijk naast zitten.’  
Ik probeer Rosa daarom toch maar als kat te zien en niet als mens. Geen sieraden en kleding, geen high-tea’s en tassen met uitzicht. Maar wel een hotel voor haar tijdens onze vakantie. Ik weet er wordt gezegd: een kat is het liefst in zijn eigen huis. Ik geloof dat, maar ik geloof ook dat iedere kat anders is. Onze vorige kat was het liefst binnen en hield niet van andere dieren en mensen. Zij was het beste af in haar eigen huis. Rosa daarentegen is gek op aandacht en mensen om haar heen en is het liefst de hele dag buiten. We hebben voor onze vakantie dus de keus: haar thuis laten waar één keer per dag iemand langskomt om haar etensbakje te vullen, ze vrijwel geen aandacht krijgt en niet naar buiten kan. Of naar het hotel waar ze wel aandacht krijgt, meer dan één keer per dag een maaltijd en waar ze naar buiten kan wanneer ze wil. Kortom: waar ze wordt verzorgd als thuis.

Ik ben daarom blij met In2Cats, het hotel waar haar kamer voor volgend jaar al is geboekt. Het is er mooi, schoon en de mensen zijn er lief. Ik kan gelukkig volgend jaar met een gerust hart op vakantie!

Mijn voorbeeld: Roos

Ik loop met mijn moeder het hek door bij het schooltje waar we samen de griepprik gaan halen. Het groepje mensen dat voor de deur staat is oud en ik denk: daar hoor ik dus vanaf nu ook bij. We lachen er samen om. Ik ben nog geen zestig, ik ben “pas” zevenenvijftig, toch kreeg ik een uitnodiging voor de prik. En dus hoor ik erbij. Het voelt een beetje vreemd.  

‘Wil je wat drinken?’ vraagt mijn moeder als we na de prik bij haar thuis op de bank zitten. Ik kijk op mijn horloge en vind het nog te vroeg voor wijn. We nemen een alcoholvrij alternatief. Na het blikje Radler besluit ik rond half vier naar huis te gaan, wat goed uitkomt want mijn moeder heeft nog een borrelafspraak met een vriendin die aan de overkant woont. Ik glimlach in mezelf. Ze geniet en dat maakt me blij. Ik moet denken aan de column van Roos Schlikker die ik vorige week las. 

Iedereen herkent het vast. Een voorbeeld, iemand waarvan je denkt: wat knap, dat wil ik ook kunnen. Roos is mijn voorbeeld. Haar columns zijn scherp, zonder hard te zijn, gevoelig zonder soft te zijn. Ze raken je en gaan meestal over gewone dingen. Geen hoogdravend geklets, maar zaken waarin iedereen zich kan herkennen. Vorige week las ik de column over haar vader die sinds kort een nieuwe vriendin heeft. Haar moeder was dement en haar vader heeft haar de laatste jaren van haar leven verzorgd. Hij was van plan de rest van zijn leven alleen te blijven omdat zijn “meissie” toch onvervangbaar was. Nu legt zijn nieuwe vriendin, net als zijn vrouw vroeger deed, zijn kleding voor hem klaar. Roos is blij. Ze gunt het hem dat hij na jaren van zorg geven nu zelf vertroeteld wordt. Ze schrijft met zoveel liefde over zowel haar vader als haar moeder dat ik stiekem een traantje weg moest pinken. Natuurlijk raakte het me niet alleen vanwege haar mooie schrijfstijl, het raakte me ook omdat ik er iets in herkende. Mijn vader moest ook worden verzorgd, hij had Alzheimer en is vorig jaar overleden. Mijn moeder is bijna tachtig en in haar leven is geen nieuwe liefde, maar ze heeft een paar goede vrienden waar ze dolgelukkig mee is. Eén daarvan is oom Piet. Oom Piet en tante Ineke zijn al sinds mijn prilste jeugd vrienden van mijn ouders. Oom Piet is ook alleen, tante Ineke is ruim vijftien jaar geleden overleden. Iedere week belt mams met oom Piet en iedere twee weken zien ze elkaar. Ze eten samen, drinken een glas wijn en kletsen over vroeger. Over de mooie vakanties en de lol die ze met z’n vieren altijd hadden. Het leven is weer mooi en onbezorgd voor mijn moeder en net als Roos het haar vader zo gunt, gun ook ik mijn moeder die laatste heerlijke zorgeloze jaren.  

Ik ben geen columniste, het liefst schrijf ik romans, toch blijf ik Roos volgen, want wat niet is, kan nog komen. Inmiddels ben ik huiswerk corrector voor de cursus journalistiek bij Laudius. Het verbaast me hoe groot de verschillen zijn: van erbarmelijk slecht tot veelbelovend talent. Het valt me op dat juist diegenen die zo zelfverzekerd zijn, behoren tot de eerste groep en de wat meer bescheiden cursisten tot de tweede.  Ook ik behoor tot de groep die soms nog twijfelt aan zichzelf.  Daarom Roos, dank je wel voor al je mooie columns, ik blijf je volgen en van je leren!   

Besparen

Ik hoor en lees het nieuws. Op tv, radio en online. Ik lees over goedkoop boodschappen doen. Over waar en hoe ik kan besparen. Welk nieuwskanaal ik kies, alles draait om het energieprobleem en de hoge inflatie die we mede daardoor hebben. Gasprijzen gaan skyhigh en stroom is allang niet meer goedkoper dan gas. Met een warmtepomp ben je op het moment de sigaar. 
Door al die berichten is het onmogelijk je hoofd weg te draaien voor de problemen die er eigenlijk al jaren zijn. De misère is in ieder geval dus nog ergens goed voor. 

Ik ben zo iemand die nooit ergens op lette, ondanks dat ik ben opgevoed met een vader die de halve dag riep: doe-dat-licht-uit! En die ik regelmatig langs de thermostaat zag wandelen om hem een graadje lager te zetten. Nu hadden wij het absoluut niet arm thuis en de wereld beter maken was ook niet zijn doel. Het was gewoon iets van vroeger. Ik zie mijn opa en oma nog met zijn tweetjes achter in de kamer om een potkacheltje zitten. Daar brandde een klein lampje, de rest van het huis was koud en donker. Nu, vijftig jaar later, zit ik gelukkig nog niet bij een potkacheltje in het schemerdonker, maar een stukje bewustwording vind ik wel op zijn plaats. De energie voorraad is niet onuitputtelijk en liever nu wat bezuinigen dan straks zonder zitten. Zonnepanelen en een warmtepomp hebben we nog niet. Gezien de huidige situatie lijkt het mij sowieso verstandig even af te wachten wat de toekomst brengt. Eerst maar eens ons verbruik onder de loep nemen. De kachel een graadje lager begrijp ik, maar wat weet ik van stroomverbruik? Niets. Het schaamrood komt op mijn wangen. 

Wij hebben nog overal gloeilampen. Ik vond het altijd wel prima. Schandalig, ik weet het, maar het is niet anders. Hoogste tijd dus om die ouderwetse lampen te vervangen. Ik begin met de woonkamer en kom tot de conclusie dat de gloeilampen die daar iedere avond branden totaal driehonderd watt per uur verbruiken. Driehonderd Watt? Nee, we wonen niet op een bouwput, we hebben een kroon boven de tafel met acht lampjes en in een staande lamp zitten er tien. Die tezamen zijn al goed voor tweehonderdtwintig watt. We dimmen ze altijd tot een minimum, wat dus belachelijk onnodig verbruik van energie en geld is. De kroon wil ik niet kwijt, maar de staande lamp vind ik al een tijdje niet meer zo leuk. Tien nieuwe led lampjes kopen lijkt me dan ook geen goed idee. De lamp zet ik op Marktplaats. De rest neem ik me voor ga ik vervangen door led. Ik vraag me af of dat nou echt zoveel scheelt. Na wat onderzoek op internet kom ik erachter dat het inderdaad zo is. In plaats van driehonderd watt zouden we dertig watt gaan gebruiken. En dat alleen beneden. Aanzienlijk vind ik.
Op naar de bouwmarkt voor nieuwe lampen. Ik heb geen idee, voor mij is een lamp een lamp. Oké, je kan hem dimmen om het wat gezelliger te maken. Maar verder dan dat gaat mijn kennis niet. In de winkel zie ik rijen met lampen. Ik heb hulp nodig. Gelukkig werkt er al jaren bij de Enorm een dame die je nog echt advies geeft. Ze vertelt me van alles over de warmte en zachtheid van licht en even later sta ik weer buiten met een tas vol lampen. Gouden lampen voor extra warm licht. Kelvin 2100. Hoe lager Kelvin, hoe warmer het licht leerde ik van de vriendelijke dame van de Enorm.
Weer thuis vallen me nog twee apparaatjes op. Onzinnige dingen die je in het stopcontact steekt om muizen en ander ongedierte te verjagen. Ik heb eigenlijk nooit geloofd in de werking van die dingen. Maar dacht altijd: baat het niet dan schaadt het niet. Helaas gaat dat hier niet op. Die dingen verbruiken op jaarbasis per stuk honderd kilowattuur. Ik heb er twee. Nee, ik had er twee, ze liggen nu in de kast te wachten om weggegooid te worden. 

S’ avonds zit ik onder mijn dekentje op de bank een Netflix serie te kijken op mijn Oled TV die, weet ik nu, veel te veel verbruikt, maar mijn Netflix lever ik niet in voor een ouderwets bordspel, sorry.
Wel heb ik vandaag bijna zeshonderd kilowattuur op jaarbasis bespaard.
Ik kijk naar het mooie licht dat mijn gouden lampjes van 2100 Kelvin geven en denk aan mijn vader. Hij zou trots op me zijn geweest.

Het begrip ”tijd”

‘Tijd’ kent veel betekenissen. Tijd in de zin van hoe lang iets duurt, tijd als we het hebben over wanneer iets is gebeurd, en tijd in de zin van ergens tijd insteken. Tijd is ook heel persoonlijk: wat voor de ene persoon al heel lang is, is voor de ander nog maar kort. Van de week keek ik naar een programma en daar vertelde iemand dat ze iets al heel lang deed. Haar gesprekspartner vroeg: en hoe lang is heel lang dan? Waarop zij zei: mijn hele leven al. Ik glimlachte in mezelf. Het meisje was pas negentien. De betekenis van heel lang is voor haar een heel andere dan voor mij. Haar hele leven lang is voor mij het stuk dat mij hopelijk nog rest. 

Het houdt me bezig, tijd. Ik weet niet waarom. Als ik bijvoorbeeld drie weken op vakantie ga, voelen die drie weken vóór mijn vertrek als een eeuwigheid. De eerste week is heerlijk en blij denk ik: we hebben nog twee weken, dat is dus twee keer zo lang als de tijd die we al hebben gehad en dat voelde best lang. Mooi, want ik heb het naar mijn zin. Maar dan, na de tweede week, voelt het ineens heel anders. Dat wat we nog over hebben aan vakantietijd, is de helft van wat we al gehad hebben. En ineens voelt een week, in tegenstelling tot wat ik voelde na de eerste week, kort. Terwijl een week toch echt zeven keer vierentwintig uur is, niet meer en niet minder. Waar je al niet over nadenkt, zou je je afvragen Maar ik kan er niets aan doen, ik doe het altijd, iedere vakantie weer. Of ik nu een week, twee weken of zes weken weg ben.

En deze afwijking gaat verder. Ik trek het door naar mijn hele leven. Ik hoop nog een jaartje of twintig op deze planeet te mogen blijven vertoeven. Twintig jaar. Ik ga dan automatisch, net als op vakantie, terugdenken hoe lang de afgelopen twintig jaar hebben gevoeld. Ik schrik en denk, in tegenstelling tot wat het negentienjarig meisje als lang bestempelde: oeps, dat is niet lang. Twintig jaar geleden gingen mijn ex en ik uit elkaar, toch zijn de herinneringen aan die tijd daarvoor nog heel levendig. Onze reizen met mijn ouders, de feestjes met de vriendengroep, het lijkt gisteren. Ik ben acht jaar alleen geweest, daarna leerde ik Enzo kennen. Twaalf jaar zijn we samen en die twaalf jaar lijken mijn hele leven, om met de woorden van het negentienjarige meisje te spreken. Mijn hele leven, in die zin dat het voelt of Enzo er altijd is geweest. Dan zou twintig jaar in tegenstelling tot het voorgaande dat ik schetste, best lang moeten zijn.

Conclusie: tijd blijft een raar fenomeen, waar ik maar beter niet te lang bij kan blijven stilstaan. Want toch, hoe langer ik erover nadenkt, hoe korter de tijd die nog voor me ligt, lijkt te worden. Dus als ik voor volgend jaar mei een vakantie ga plannen, probeer ik maar niet te bedenken hoe ver of dichtbij mei nog is. En als we eenmaal weg zijn, ga ik niet denken hoe lang een week voelt, of twee. Hoe lang de toekomst nog zal duren, kan ik maar beter helemaal mijn hoofd niet over breken. Gewoon van iedere dag een mooie herinnering maken, ongeacht hoe lang ik me die zal herinneren. Denken over tijd moet ik vanaf nu maar over laten aan meisjes van negentien.