Vakantiewensen…

Langzaam zien we af en toe het zonnetje verschijnen, het is weer wat langer licht. Nog een maandje en het is voorjaar. Zoals ik vorig jaar oktober de warmte en de zomer zat was en verlangde naar kaarsjes, open haard en herfst, zo kan ik nu niet wachten tot ik de warme zonnestralen weer op m’n huid voel. De tuin in, een glas wijn op het terras, een wolkeloze hemel.
‘Hebben jullie al plannen voor de zomer, waar gaat de reis naartoe?’ Vragen die horen bij deze tijd van het jaar. Sommige mensen kunnen niet wachten, zouden het liefst zes keer per jaar hun koffer pakken. Anderen juist helemaal niet. Laatst zei een cursist tegen mij: ‘Ik haat reizen.’ Ik vraag me af tot welke groep ik tegenwoordig behoor? 

Ik kijk op Facebook en zie een kaartje van de VS met alle Nationale Parken en de vraag erbij: welke heb jij al bezocht? Tweeënzestig zijn het er in totaal, waarvan ik er zeker van twintig heb mogen genieten. Als twintiger en dertiger trok ik door Amerika en Canada. Door vierendertig van de vijftig staten heb ik gereisd. Veel grote steden heb ik bezocht. Los Angeles, San Francisco, Chicago, San Antonio, St. Louis, New York, Washington, Boston, Philadelphia, Miami, Tampa, New Orleans, Phoenix, Denver, Toronto en Vancouver. Waarschijnlijk heb ik er nog wel een paar vergeten te noemen. Natuurlijk ging we naar San Diego, waar vrienden woonden en waar we net over de grens Fajita’s aten in Tijuana, Mexico. We dineerden bij Mr. A’s, het favoriete restaurant van één van de hoofdpersonen uit mijn laatste roman. Het eten is er fantastisch en het uitzicht over de zuidelijkste stad van de westkust fenomenaal. Met mijn vriend tikten we tien jaar geleden de vierenzestighonderd kilometer aan. We genoten van overweldigende natuur in de Nationale Parken en reden van Chicago tot Los Angeles: de befaamde Route 66. Samen wandelden we over gletsjers in Canada en hadden het geluk van zon in Schotland. Ik ging met m’n vriendin jaarlijks een weekje naar één van de Griekse eilanden, het liefst een zo kneuterig mogelijk plekje, weg van massatoerisme. Met diezelfde vriendin genoot ik niet alleen van vakantieweekjes naar Griekenland, maar reisde ik ook via Kuala Lumpur in Maleisië naar het Noorder en Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Via Sydney in Australië en het mooie Langkawi keerden we na zes weken terug, waar de sneeuw ons vlak voor kerst opwachtte. Heerlijk, niets gepland, niets geboekt. Zeven vluchten, een koffer, een huurauto en alleen het eerste en laatste hotel geboekt, verder lag alles open. Ik hield van reizen. Ik zucht en krap me op mijn hoofd. Ik denk: doe ik dat nog steeds? In Europa zag ik onder andere Praag, Berlijn, Parijs, Barcelona, Valencia en Malaga. Op Sicilië bezochten we prachtige tempels en het chaotische Palermo. En natuurlijk bezochten we het lieflijke Sardinië, locatie van mijn eerste twee romans en het eiland waar ik verliefd op werd. Ik overtuig mezelf met bovenstaand lijstje dat mijn behoorlijk verminderde drang te reizen helemaal niet zo raar is. Ik ben verzadigd, zowat alles wat ik wilde zien, heb ik gezien. Vraag is: wat nu? 

Zaterdagochtend, mijn favoriete ochtend, dat lome heerlijke weekend gevoel. Zelfs mijn tachtigjarige moeder, die al jaren niet werkt en voor wie het altijd zaterdag is, heeft dat nog steeds. Ik besluit maar eens naar onze geboekte vakantie te kijken. Ruim vijf jaar zijn we samen niet weggeweest. Corona en een zieke kat waren de schuldige. Toch? Maar waren zij dat wel, was het niet mijn krimpend verlangen naar vakantie en reizen? Ik pak een beker thee, ga aan mijn bureau zitten en bekijk onze geplande route. In mijn hoofd hoor ik de stem van mijn schoonzus: Noord-Italië? Joh, dan kun je net zo goed naar Oostenrijk of Duitsland gaan. Ik zucht, eigenlijk ben ik het wel met haar eens. En waarom zo ver rijden als je hetzelfde gevoel veel dichter bij huis ook kan hebben? Maar goed, ons doel deze vakantie is Florence. De bakermat van de renaissance en de stad van Michelangelo. Naast Florence staat ook Verona, Siena en Milaan op het programma. Ik krijg het benauwd. Vier steden. Ik denk aan vermoeide voeten, een overkill aan cultuur en drukte, veel drukte. Ik heb ineens eigenlijk helemaal geen zin meer. Ik loop naar beneden. ‘Ik vind het wel lastig die steden hoor, je kunt er niet parkeren, het is druk en je moet wel heel veel lopen.” Ik kijk naar m’n vriend z’n reactie. Daar kan ik niet veel uit afleiden. 
‘Ik ga straks wel even kijken.’ zegt hij zonder op te kijken van waar hij mee bezig is. Daar moet ik het maar even mee doen. Later die middag zoeken we samen het internet af naar tickets en vervoer terwijl mijn enthousiasme steeds minder wordt. Als ik na veel zoeken weer zijn kamer binnenloop, kijkt hij me aan: ‘Dit wordt niets, te veel gedoe en ik merk aan alles dat je er geen zin in hebt. Annuleer het maar.’ 
Ik schrik: ‘Nee, dat kan niet, we hadden er toch zin in?’ Mijn vriend schudt zijn hoofd en kijkt me lachend aan, hij kent me. Diep van binnen ben ik opgelucht. Geen vier steden, geen zere voeten!  

De week erna boek ik drie verschillende hotels voor een weekje Nederland, Duitsland en België. Heerlijk, niet te ver rijden, lekker eten, terrasjes en glaasjes wijn. Wat plaatsjes en zelfs een stad bezoeken. Gewoon genieten. Ik neem een slok van mijn thee en kijk naast me waar mijn kat vanaf haar stoeltje naar me kijkt. Ik glimlach, het lijkt of ook zij wil zeggen: goed hoor, voor mij is één weekje vakantie in het kattenpension ook prima. En mijn vriend, die kijkt inmiddels uit naar een bezoek aan het Picasso museum in Münster. Michelangelo en Florence bezoeken we misschien volgend jaar als stedentrip of op weg naar het zuiden van Italië.
Mijn schoonzus ook tevreden. Zuid-Italië is het echte Italië…

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *