Het begrip ”tijd”

‘Tijd’ kent veel betekenissen. Tijd in de zin van hoe lang iets duurt, tijd als we het hebben over wanneer iets is gebeurd, en tijd in de zin van ergens tijd insteken. Tijd is ook heel persoonlijk: wat voor de ene persoon al heel lang is, is voor de ander nog maar kort. Van de week keek ik naar een programma en daar vertelde iemand dat ze iets al heel lang deed. Haar gesprekspartner vroeg: en hoe lang is heel lang dan? Waarop zij zei: mijn hele leven al. Ik glimlachte in mezelf. Het meisje was pas negentien. De betekenis van heel lang is voor haar een heel andere dan voor mij. Haar hele leven lang is voor mij het stuk dat mij hopelijk nog rest. 

Het houdt me bezig, tijd. Ik weet niet waarom. Als ik bijvoorbeeld drie weken op vakantie ga, voelen die drie weken vóór mijn vertrek als een eeuwigheid. De eerste week is heerlijk en blij denk ik: we hebben nog twee weken, dat is dus twee keer zo lang als de tijd die we al hebben gehad en dat voelde best lang. Mooi, want ik heb het naar mijn zin. Maar dan, na de tweede week, voelt het ineens heel anders. Dat wat we nog over hebben aan vakantietijd, is de helft van wat we al gehad hebben. En ineens voelt een week, in tegenstelling tot wat ik voelde na de eerste week, kort. Terwijl een week toch echt zeven keer vierentwintig uur is, niet meer en niet minder. Waar je al niet over nadenkt, zou je je afvragen Maar ik kan er niets aan doen, ik doe het altijd, iedere vakantie weer. Of ik nu een week, twee weken of zes weken weg ben.

En deze afwijking gaat verder. Ik trek het door naar mijn hele leven. Ik hoop nog een jaartje of twintig op deze planeet te mogen blijven vertoeven. Twintig jaar. Ik ga dan automatisch, net als op vakantie, terugdenken hoe lang de afgelopen twintig jaar hebben gevoeld. Ik schrik en denk, in tegenstelling tot wat het negentienjarig meisje als lang bestempelde: oeps, dat is niet lang. Twintig jaar geleden gingen mijn ex en ik uit elkaar, toch zijn de herinneringen aan die tijd daarvoor nog heel levendig. Onze reizen met mijn ouders, de feestjes met de vriendengroep, het lijkt gisteren. Ik ben acht jaar alleen geweest, daarna leerde ik Enzo kennen. Twaalf jaar zijn we samen en die twaalf jaar lijken mijn hele leven, om met de woorden van het negentienjarige meisje te spreken. Mijn hele leven, in die zin dat het voelt of Enzo er altijd is geweest. Dan zou twintig jaar in tegenstelling tot het voorgaande dat ik schetste, best lang moeten zijn.

Conclusie: tijd blijft een raar fenomeen, waar ik maar beter niet te lang bij kan blijven stilstaan. Want toch, hoe langer ik erover nadenkt, hoe korter de tijd die nog voor me ligt, lijkt te worden. Dus als ik voor volgend jaar mei een vakantie ga plannen, probeer ik maar niet te bedenken hoe ver of dichtbij mei nog is. En als we eenmaal weg zijn, ga ik niet denken hoe lang een week voelt, of twee. Hoe lang de toekomst nog zal duren, kan ik maar beter helemaal mijn hoofd niet over breken. Gewoon van iedere dag een mooie herinnering maken, ongeacht hoe lang ik me die zal herinneren. Denken over tijd moet ik vanaf nu maar over laten aan meisjes van negentien. 

Onbetaalbaar

Dertig graden. Hitte alarm. Ramen en deuren dicht.
Niet mijn ding, maar voor veel mensen blijkbaar een feest. Na twee jaar ons ingehouden te hebben, vertrekken we weer naar bestemmingen in Europa waar je blij mag zijn als het ‘maar’ dertig graden is. De auto volgeladen met huisraad en kinderen. Hop, richting de verzengende hitte en de bosbranden. Genieten op de camping. Met je wc rol of je toilettas onder de arm naar het badhuis. Als ik badhuis schrijf, moet ik aan mijn moeder denken. Haar generatie had geen douche thuis. Ze vertelt nog regelmatig dat ze maar één kwartje kreeg om te douchen. Ze wilde twee kwartjes, maar dat was uiteraard te duur. Dus niet zeuren, snel douchen en afdrogen. Ik vraag me af: wat zou douchen op de camping kosten?

Toen ik vijf jaar oud was, ging ik met mijn ouders met de caravan samen met nog twee gezinnen naar Spanje. Drie auto’s, drie caravans en acht kinderen. Acht! Het was de eerste en laatste keer. Mijn vader had een eigen bedrijfje en in de zomer op vakantie gaan, was eigenlijk niet handig. Kwam mooi uit, want hij vond het maar niks, dat hele eind met die caravan. En mijn moeder kreeg van haar moeder te horen: ben jij niet lekker, met acht kinderen op een camping, terwijl je zelf maar één kind hebt. Maar mijn moeder vond het leuk, voor mij, al die kinderen. Mam, je bent een schat!

Zomer, hitte, vakantie. Ik vraag me soms af wat al die mensen bezielt. Mijn vriend, die helemaal niet van zomer houdt, roept nog: leuk joh, ik zie ons nog gaan, met zijn drietjes achterin naar Italië. Ik geloof het, zulke herinneringen zijn onbetaalbaar. Daarbij woonde daar de familie, dus de keus voor de bestemming was snel gemaakt. Maar ik geloof, dat wanneer je met de kinderen in de auto richting België vertrekt, ze later precies hetzelfde zullen zeggen. Weten zij veel. En welk kind vindt lange auto ritten leuk? Ik vroeg bij de Amsterdamse Poort volgens mij moeder: zijn we er al? Ik ben het zelf dus niet gewend. Na die ene keer werden het vliegvakanties. In de herfst of paasvakantie. Wel weer met andere kinderen uiteraard, want dat was leuk voor mij en goed voor mijn sociale vaardigheden. Pap en mam, ik hou van jullie. Prima temperatuurtje trouwens in Zuid Spanje in april en ik oktober.
Maar oke, met twee of drie kinderen een vliegvakantie is voor veel mensen onbetaalbaar. Overigens is ook dat tegenwoordig niet bepaald een feest. Vijf uur in de rij op Schiphol, met een kind van anderhalf vier uur lang op schoot en dan een schietgebedje doen dat je koffer aankomt. Dan toch maar liever met die horde kinderen de auto in. Tot zover begrijp ik het. Maar waarom midden in juli? Waarom niet in de mei vakantie? Volgens mij heb je in mei geen zwarte zaterdag. Bijkomend voordeel: het is zeker minder heet. En als je dan toch in de zomervakantie gaat, zou ik persoonlijk met kleine kinderen wat meer in de buurt blijven en die paar dagen regen verkiezen boven temperaturen rond de veertig graden. Hoef je ook niet bang te zijn voor evacuatie vanwege bosbranden.
Hiep hoi het is vakantietijd. Is het wel allemaal zo leuk? We hebben het nodig na een jaar werken, maar of het ontspanning is, ik vraag het me af.

Voor mij is zomer fijn zolang het niet boven de vijfentwintig graden komt. Lekker in de schaduw in de tuin of op een vakantieadres met een glas wijn, een kaasje en een olijfje: genieten. Wij gaan dit jaar niet weg maar het is, op de dagen met dertig graden na, een mooie zomer. In de schaduw in de tuin met dat glas wijn, dat kaasje en dat olijfje: onbetaalbaar. Volgend jaar denk ik weer naar Italië, maar wel in mei of september.

Facebook: (te) makkelijk…

Ik zit al sinds 2008 op Facebook. Hyves, voor degene die het nog kennen, had ik voor het gemak maar overgeslagen. In die tijd had ik een vriendin in Amerika en het Hollandse Hyves was daar geheel onbekend. Facebook dus. Ik vond het eigenlijk maar eng, al die informatie die je deelde met wat men ‘ vrienden’ noemde. Vrienden waren, en zijn overigens, toch iets anders. Maar desalniettemin, ik was hip, ik zat op Facebook. Ik schermde mijn profiel zoveel mogelijk af, deelde alleen iets met mijn ‘ vrienden’ en het liefst niet met de ‘vrienden van mijn vrienden’ en zeker niet met de hele wereld. Maar naarmate de tijd verstreek, werd Facebook gewoon, het hoorde erbij. Nog steeds was ik voorzichtig met wat ik met wie deelde. Inmiddels is het meeste dat ik deel ‘openbaar’. Facebook geeft mij namelijk een podium, het biedt me de mogelijkheid mijn boeken te promoten en dat is fijn. Ik zie mijzelf namelijk niet met een stapeltje boeken en flyers de straat op gaan of de boekhandels af. Ik ben namelijk geen held. Promotie via Facebook voelt ‘veiliger’, minder eng. En bijkomstig voordeel is dat je er veel mensen mee kunt bereiken, wat het doel van promotie is. Een mooi podium dus voor onbekende schrijvers zoals ik.

Facebook, buiten handig, soms toch ook een bron van ergernis. Voor een grote groep mensen namelijk dé plek om een beetje te spelen met de werkelijkheid. Zij showen er hun zogenaamd perfecte leven. Vaak weet je dat het allemaal niet zo succesvol en gelukkig is als ze doen voorkomen. Maar misschien gaan deze personen geloven dat hun blije gecreëerde wereld waarheid is, als ze het maar vaak genoeg posten. Persoonlijk hou ik er niet zo van, maar oké, als het je gelukkig maakt, prima. Ik ‘snooze’ ze soms gewoon een maandje als ik het slappe geklets zat ben, het voordeel van online ‘ vriendschappen’. Toch kan het ook zorgen voor onzekerheid bij mensen, dit zogenaamd perfecte beeld. Jammer en onnodig.
Sinds enige tijd irriteer ik me aan iets anders op Facebook. Ongefundeerde meningen en uitlatingen bereiken me steeds meer via mijn tijdlijn. En ja, ik weet het, ik kan het negeren, ik kan snoozen. Maar helaas voel ik nog te vaak de neiging om de berichten te lezen en, erger nog, er soms op te reageren. Mensen die klokken horen luiden maar niet eens de moeite nemen te zoeken naar de klepel. We raken verward, worden bang. Berichten waarbij voor het gemak het hoor en wederhoor maar achterwege is gelaten. Laatst had iemand een column gedeeld waarin de schrijver een gerespecteerde stichting door de modder had gehaald. Ook ik reageerde, zij het netjes, dat ik het toch wel een vreselijk verhaal vond, want dat was het, althans deze versie. De stichting ontving naar aanleiding van het bericht bedreigingen en voelde zich genoodzaakt te reageren om hun kant van het verhaal te doen. Het bedreigen van mensen, het delen van ongefundeerde meningen, gebeurt steeds vaker online. Dit soort uitlatingen en bedreigingen online uiten, voelt, net als voor mij het promoten van mijn boeken, een soort van veilig voor diegene die ze doen. Maar ondanks dat het misschien minder bedreigend lijkt, is dat het niet voor de ontvanger.
Net als online pesten. Vroeger was er even rust als je na school thuis kwam in de, hopelijk, veilige omgeving. Nu stopt pesten niet als de schoolbel klinkt. Het gaat online door, 24/7.
Facebook, voor mij een mooi podium, maar soms vraag je je af: moeten we er wel zo blij mee zijn?

Pijntjes en klachten

Ik voel de laatste tijd toch net iets te vaak dat ik ouder word. Van maagklachten tot hartkloppingen. De laatste drie weken had ik veel last van mijn rug door een verschoven tussenwervel. En nu dat minder wordt, zit ik al twee weken met een blaasontsteking die niet lijkt over te willen gaan, ook niet na twee antibioticakuren. Op kweek is geen bacterie te vinden, maar toch, ik heb een blaasontsteking. Heel vervelend, pijnlijk, lastig en vast en zeker heel herkenbaar voor veel vrouwen. Net als de schimmelinfectie die ik tussendoor had en er voor zorgde dat de uitvoering van het uitstrijkje, dat ik nooit eerder in mijn leven als pijnlijk heb ervaren, geen pretje was. Overigens kwamen onmiddellijk na dat uitstrijkje de klachten van de blaasontsteking. Zou het een met het ander te maken hebben? Volgende week is mijn eigen huisarts weer terug en heb ik een afspraak.
Ik houd een gezellig praatje, vinden jullie niet?
Naarmate je ouder wordt, leer je de huisarts beter kennen en vind je de weg in het ziekenhuis zonder op de bordjes te kijken. Niet onlogisch, het lichaam takelt langzaam af. Twee eeuwen geleden werd je niet eens vijftig. Toen zouden ze een moord gedaan hebben voor ouderdomskwaaltjes, voor bewegwijzering in het ziekenhuis en voor paracetamolletjes. Ik neem er nog maar twee.
 
Begin van de negentiende eeuw was de gemiddelde leeftijd rond de veertig. Geneesmiddelen bestonden uit kruidenmengsels. Pijnstilling zoals we die nu kennen, bestond uiteraard niet. Pas in de jaren veertig van de negentiende eeuw werden anesthetische middelen als ether en chloroform ontdekt. Je voor die tijd laten opereren, was geen pretje en gebeurde zo snel mogelijk. Snelheid was belangrijker dan precisie. Operaties beperkten zich veelal tot het amputeren van lichaamsdelen. Epidemieën als cholera zorgden ook niet voor een verhoging van de gemiddelde leeftijd. De wetenschappelijke discipline die zich richt op virussen kwam pas aan het einde van de negentiende eeuw. En over fysiotherapeuten zullen we het maar helemaal niet hebben. Je ging dus gewoon dood of je liep (letterlijk) krom van de pijn.
 
Tegenwoordig worden we, door onder andere de middelen die ons ter beschikking staan, ouder. Maar niet zonder kwalen. Toch, ondanks die kwalen, leven sommige vrouwen juist helemaal op na hun vijftigste. Kinderen hebben hun eigen weg gekozen. Ouders overlijden en ondanks het gemis en het verdriet door het verlies, valt er een zorgtaak weg. Eindelijk tijd voor jezelf. Of dat nu een hobby, een verlate carrière of een studie is. Ik begon pas op mijn drieënvijftigste met schrijven. Op de een of andere manier had ik er eerder de rust of de tijd niet voor. Ondanks dat ik geen druk gezin had, slokte mijn sociale leven en werk een groot deel van mijn tijd op. Ik wilde iets creatiefs doen, iets nieuws leren, maar nooit vond ik wat dat dan wel moest zijn. Ik dacht aan kunstgeschiedenis, en begon, ik kende mezelf toen al een beetje, voor de zekerheid eerst maar aan een cursus ‘Antiek’. Ik maakte het inderdaad niet af, de mappen staan nog steeds op zolder, je weet maar nooit. Daarna waagde ik me aan het schilderen. Als puber kon ik redelijk tekenen, maar blijkbaar was dat talent gestorven bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Het werd niets en ik stopte er maar weer mee, hoewel Enzo mijn geschilderde fruitschaal nog steeds roemt. Ik vond mezelf daardoor wel een beetje slap, gemakzuchtig, geen doorzetter, hoe je het ook noemen wilt. Ik was geen carrière meisje, geen moeder en mijn creatieve kant vond ik ook niet. Wat kon ik dan wel? Inmiddels ben ik zevenenvijftig, veel ouder dan je in de negentiende eeuw werd. Ik slik pilletjes voor mijn hartkloppingen, statines voor mijn te hoge cholesterol, heb een abonnement bij de fysio en plas soms als een oude vrouw. Ondanks dat alles, weet ook ik, net als zoveel andere vrouwen van mijn leeftijd, veel beter wat ik kan en wat ik wil.
 
Feestend en zonder klachten door het leven gaan zoals ik in mijn jonge jaren, en misschien nog wat langer, deed, had ik niet willen missen. Maar de grens van zestig duizend woorden bereiken is zeker zo leuk. Mij bracht, buiten de pijntjes en de kwalen, ouder worden rust en een passie die ik niet meer zou willen missen. Nog vijftien tot twintig duizend woorden te gaan en het manuscript van mijn derde roman een feit.

Huishoudboekje

Ik scrol zo af en toe door de google nieuwsberichten. Gewoon als ik even niets te doen heb. Zeer regelmatig kom ik daar mensen tegen die hun huishoudboekje delen. Ik vind dat altijd wel grappig en interessant. Soms kun je van andere mensen nog wat leren. Vorige week viel er verdomd weinig te leren. Het huishoudboekje van een jong stel, midden dertig, was aan de beurt. Hun gezamenlijk totale jaarinkomen: ruim honderdduizend euro netto. Ik moest denken aan het plakbandpensioen, als deze mensen slim zijn, hebben zij het boek van Gerhard Hormann in ieder geval niet nodig. Even later kwam ik tot een andere conclusie.

Dit stel is niet slim, althans niet op financieel gebied. Je zou namelijk toch denken dat je met zo’n salaris, buiten leuke dingen doen en lekker leven, ook nog wel kan sparen. Voor nog meer leuke dingen en nog meer spullen, maar ook voor als er iets in je leven tegen zit, of voor dat ‘plakband’ pensioen. Nu weet ik dat leven in het heden heel goed is, misschien zou ik het iets vaker moeten doen. Maar financieel helemaal niet verder denken dan de volgend bladzijde in je agenda, vind ik persoonlijk niet slim. En met dat inkomen zou dat toch moeten lukken zonder dat je leuke dingen moet schrappen, en zonder dat je aan het eind van de maand je af moet vragen waar alles gebleven is, en er nog net geen stukje maand over is. Wat moeten deze mensen als ze werkloos worden, ziek worden, gaan scheiden, dacht ik. Buiten dat begon ik me, hoe verder ik las, steeds meer te ergeren. Volgens het stel lijkt het dan wel een mooi inkomen, maar is het voor hun financieel best nog lastig. Ze kunnen tenslotte niet eens sparen en doen toch echt geen gekke dingen. Even verderop las ik dat ze ruim drie keer zoveel aan boodschappen uitgeven dan wij hier in ‘Casa del Enzo e Corine’ doen. En wij houden echt van lekker eten met een glas wijn. Volgens het stel kan het met de huidige prijzen gewoon niet goedkoper. Maar de werkelijke reden dat ze dat geld voor de boodschappen nodig hebben, vond ik nog wel het meest trieste aan het verhaal: de vriendenkring is deze levensstandaard gewend. Blijkbaar is dure wijn belangrijker dan de gastvrouw die hem schenkt. Doe mij dan toch maar mensen die het niet uitmaakt of ik wijn van vier euro of van vierentwintig euro schenk. Mijn vrienden komen voor mij, ik ben toch wel een gelukkig mens, besefte ik weer eens. Het huis waarin ze wonen had volgens mij ook best wat minder gekund, een hypotheek van dat bedrag zou ik niet willen hebben, ook niet als ik hun inkomen had. Maar ik vermoed dat die veeleisende vrienden ook in zulke huizen wonen. Dus tja…

Verder wordt alles geleased, sommige dingen voor een bedrag waar ik van in de lach schoot. Een bakfiets voor honderdtwintig euro per maand. Ik heb het even opgezocht, zo’n ding koop je voor rond de tweeduizend euro. Dus na anderhalf jaar heb je hem er al uit. De leasemaatschappij vaart wel bij dit soort klanten. Dan is er uiteraard nog geld voor verzekeringen, cadeautjes, persoonlijke verzorging etc. Dat gaf mij even een goed gevoel. Het maakte dat ik me van mezelf niet meer schuldig hoef te voelen over het bedrag dat ik aan de kapper uitgeef. Heerlijk.
En dan was er nog iets waar ik me aan ergerde, iets waar zij op zich niets aan kunnen doen. Van de kosten van de crèche krijgen zij meer dan de helft terug van de belastingdienst, wat in hun geval neerkomt op een bedrag van vijftienduizend euro per jaar. Daar zijn ze heel blij mee. Ik snap dat, anders zou aan het eind van hun geld echt dat stukje maand over blijven. Misschien ben ik naïef, maar goed ik heb ook geen kinderen en verdien geen honderdduizend euro per jaar, maar ik was stomverbaasd. Kan dat geld niet op een betere plek terechtkomen? Door mijn gedachten ging de toeslagen affaire. Ook dacht ik aan de angst van veel mensen dat zij de komende winter letterlijk in de kou komen te zitten. Ik ben er niet voor dat als je wat meer verdient je nergens meer recht op hebt, zeker niet, maar toch, er zijn grenzen. Met zo’n inkomen lijkt mij meer dan de helft van de crèche laten betalen door de belastingbetaler een beetje overdreven.

Ik wil deze mensen niet veroordelen of belachelijk maken, maar ik zou me een beetje schamen om dit verhaal te vertellen. Toch wens ik ze veel geluk, wijsheid, een goede budgetcoach en vooral nieuwe vrienden.