Karin Slaughter, Obama en Nicci Gerrard: Lezen, leren en schrijven

Gepubliceerd op 10 april 2021 om 16:11

Het schrijven aan mijn 2e roman ligt soms even stil. Zoals afgelopen week. Ik was druk, ziekenhuis bezoekjes met mijn moeder, haar 1e vaccinatie, naar de fysio met mijn vader en daar tussendoor ook wat uren aan het werk.

Het schrijven zelf gaat weer goed. Ik heb even in een impasse gezeten maar daar ben ik inmiddels weer uit, ik weet waar ik naartoe wil met het verhaal en zit op 67000 woorden. De tijd van zoeken naar proeflezers komt dichterbij. Ik heb er al eentje waar ik blij mee ben. Annette van Luyk, een collega schrijfster, kritisch, eerlijk in haar feedback en bovenal een goed schrijfster. Daarna volgt redactie, de uitgever. Ik kijk er naar uit, hoewel ik inmiddels weet dat herschrijven keer op keer een intensief proces is. Toch vond ik elke fase van het schrijven en uitgeven van mijn eerste roman een geweldige ervaring. Schrijven is magie, zelfs op de momenten dat het even niet lukt, omdat je weet dat wanneer je inspiratie weer terug is en je achter je laptop gaat zitten en het snelle ritme van de aanslagen hoort, dat een nergens mee te vergelijken euforisch gevoel zal geven.

Ik lees naast schrijven graag en soms meerdere boeken tegelijk. Ik leer ervan. Op dit moment lees ik drie boeken. ‘Verzwegen’ van Karen Slaughter, gewoon ter ontspanning. ‘Een beloofd land’ van Barack Obama, omdat de man me intrigeert, ik meer over hem wil weten, over zijn motivatie, zijn leven, zijn weg naar de twee termijnen en de twee termijnen zelf. Obama schrijft mooi, gebruikt lange zinnen, waarvan sommige zeggen dat je ze moet vermijden, maar waarvan ik vind dat ze prettig lezen. En als derde lees ik het boek ‘Woorden schieten tekort’ van Nicci Gerrard. Ik kreeg het van een dierbare vriendin die het las en vond dat ik het ook moest lezen. Ze had helemaal gelijk. Wat schrijft Nicci Gerrard op een geweldig mooie manier over menselijke relaties en in het bijzonder die waarbij dementie de hoofdrol speelt.  
Ik vind het mooi hoe ze de vergelijking trekt naar de zorg voor je kind. Dat zorgen voor je kind een vanzelfsprekendheid is terwijl jij die zorg andersom nooit van je kind zal verlangen, maar dat je van jezelf wel verwacht dat jij voor jouw ouders zorgt en hiermee voorbij gaat aan het feit dat jij hier het kind bent.
Ze beschrijft de ondergeschiktheid van de verzorger. Aan hoe niemand kan begrijpen hoe die zich voelt. De schuldvraag, de dilemma’s. Dat je hele leven stil staat, dat er geen eigen leven meer is, alles staat in het teken van die partner. Je bent zijn geheugen, zijn beschermer, zijn ik. En dat daar in de meeste gevallen niets tegenover staat, geen enkele erkenning, eerder afkeer. Dat anderen dat niet zien, niet ervaren, omdat het vaak alleen de partner is die het slachtoffer is van deze benadering, maakt het niet makkelijker. Evenals het feit dat de partner vaak zelf ziek is, of op zijn minst oud.
Het klopt allemaal, het is zo herkenbaar. 
Ze beschrijft ook haar gesprekken met deskundigen. Mensen die de ziekte zelf of van dichtbij doormaken. Met artsen en wetenschappers. Ze vertelt over de overeenkomsten en verschillen van hen die weten wat hun toekomst zal zijn. Sommigen berusten in hun lot, anderen beslissen, op het moment dat zij nog in staat zijn dat te doen, dat zij de verandering die hen onherroepelijk te wachten staat niet willen meemaken. Hun identiteit niet willen verliezen en veranderen in een persoon die zij nooit geweest zijn. Het toekomstige lege bestaan van niets herinneren, geen toekomst meer hebben, willen verruilen voor de dood.
Het ontroert en beangstigt me tegelijkertijd. Ik ben mijn vriendin dankbaar voor het boek. 

Ook mijn vader gaat achteruit. Zelf ziet hij dat niet, logisch, want hij vergeet alles, dus ook wat hij vergeet. Als ik lees dat hij de avond ervoor gesjoeld heeft en ik daarover begin, kijkt hij  me vreemd aan. Hij heeft geen idee dat hij heeft gesjoeld. Iedere week is hij zijn agenda kwijt. Die vind ik dan meestal in zijn kledingkast, tussen pyjama’s, shirts of ondergoed. Als ik vraag waarom hij dat doet zegt hij: ‘Als er iemand binnenkomt zou hij mijn agenda kunnen inzien.’
Ik lach inwendig om deze voor Alzheimer zo typische argwanendheid. In zijn agenda zijn geen geheimen te vinden. Ik leg de bladwijzer altijd weer op de goede week, in de hoop dat hij hem daar laat zodat hij kan zien wanneer ik of mijn moeder langs kom en wanneer ik hem haal voor de fysio.
De bezoekjes worden een patroon. Ik kom, zet koffie, zoek zijn agenda en praat over het weer, de medewerkers en de medebewoners. Ik vraag wat hij de avond ervoor gegeten heeft en krijg altijd hetzelfde antwoord: ‘Geen idee.’ Meestal zegt hij erachteraan: ‘Maar het was wel lekker.’ Ik blijf met oude fotoboeken, koekjes, wijngum’s, chips en biertjes naar hem toe gaan en hoop dat hij het nog even volhoudt en dat we, als het mooier weer wordt, samen op het terras bij het restaurant een drankje kunnen drinken. Dat is wat hij leuk vindt, dat was waar hij vroeger van hield en dat is iets dat hopelijk nog een tijdje kan voor die laatste, meedogenloze fase van zijn dementie aanbreekt.
Soms hoop ik dat hem die bespaart zal blijven.

(On)geloof en Persvrijheid

Gepubliceerd op 3 april 2021 om 12:32

Afgelopen week was ik geschokt, verbaasd en bovenal boos. Zoals journalisten de laatste tijd steeds vaker moeten ervaren was ook de journalist van PowNed slachtoffer van agressie. Men vond het, naast verbaal onvriendelijk gedrag, ook nodig hem omver te rijden. Had deze kerkganger de bijbel wel goed gelezen?

‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ (Mattheüs 22:37-39) 

Op een andere plek in het land werd die zondag een journalist door een kerkganger in zijn buik getrapt. Beschaafdheid was ook hier ver te zoeken.
Hoe kan een kerk dit soort leden toelaten? Zouden deze mannen een kerkverbod krijgen zoals voetbalfans een stadionverbod? Ik vraag het me af als ik lees dat een dominee in zijn preek het geweld verdedigt en journalisten vergelijkt met terroristen en SS’ ers. We monitoren imams, misschien wordt het tijd dat er ook eens kritisch gekeken gaat worden naar dit soort kerken en dominees. 

Onze vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel beginsel van onze democratie, iets waar we niet alleen trots maar ook zuinig op moeten zijn. Buiten dat het schenden van dat beginsel mijn hartkloppingen weer deed opleven was ik weer eens vol ongeloof over deze kerk. Het intrigeert me. Zonder dat ik wil oordelen of veroordelen, lijkt veel zo hypocriet. Zo weet ik vrijwel zeker dat het merendeel van de kerkgangers in Urk thuis geen televisie heeft. Belangrijk voor deze gemeenschap is een zekere afstand bewaren tot de wereld. Televisies vind je daarom niet in gereformeerde gezinnen. Maar evenzoveel hebben wel een laptop met een internetverbinding die ondanks ‘Kliksafe’ geen zekere afstand tot de wereld waarborgt. Zoals ik al zei, ik wil het niet veroordelen, we leven in een vrij land, daarbij met het wel of niet hebben van een televisie kwets je geen mensen, dus waarom zou ik ook? Maar begrijpen doe ik het niet. 

Wat is het goed en het kwaad dat men predikt en geldt dat dan alleen voor henzelf. Het kwaad buiten de kerk is kwaad maar het kwaad binnen de kerk wordt al jarenlang weggemoffeld. Waar ligt het onderscheid?
Wat maakt dat deze mensen, ondanks het bestaan van artikel 6 van de grondwet, de volksgezondheid in gevaar willen brengen? Wat zijn zij überhaupt meer dan die student die niet naar zijn college kan, mijn moeder die niet naar haar bridgeclub kan of welke andere mens dan ook die zijn of haar verenigingsleven tijdelijk on-hold heeft staan? Ook zij missen allemaal het fysiek samen zijn. En al geeft een wet, die overigens al sinds het eind van de 18e eeuw bestaat en alweer bijna 40 jaar geleden voor het laatst is aangepast, deze kerkgangers dat recht, ik vraag me serieus af waarom ze het willen. Waarom kunnen zij niet, net als de rest van Nederland en gelukkig ook vele andere kerken en moskeeën, online samen komen? Een internetverbinding is er al, een tv is hier niet voor nodig.

Een beginsel van het geloof, welk geloof dan ook, is dat je niet egoïstisch moet zijn, dat je niet alleen voor jezelf maar juist ook voor die ander leeft. En je zou zeggen dat je niet wilt dat je buurman, die misschien niet naar jouw kerk gaat maar die wel naast je in de rij bij de supermarkt staat, ziek wordt. Of het buurmeisje en vriendinnetje van jouw dochter, die vervolgens op haar beurt haar kwetsbare opa of oma besmet en die, in het ergste geval overlijdt. Volgens mij is dat het laatste dat je als gelovige wilt, hoewel ik me dat serieus afvroeg toen ik kerkgangers zag hoesten naar de journalist die gewoon zijn werk deed. Het is niet te hopen dat één van hen corona had. 
Wat stond er ook alweer in de bijbel?  ‘Gij zult niet doden.’

Neus Swab

Gepubliceerd op 27 maart 2021 om 16:49

‘Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.’

Als klein meisje, ik zal een jaar of acht geweest zijn, was ik nadat er een tante van mijn vader overleden was voortdurend bang dat mijn ouders zouden overlijden. De angst te verliezen is nooit helemaal verdwenen toen ik volwassen werd. Als Enzo weg gaat ben ik zo iemand die vraagt: Stuur je een berichtje als je in Schiedam bent?

Angsten, ik heb er meerdere. Zo kreeg ik bètablokkers van de cardioloog tegen mijn hartkloppingen. Maar ik durf ze eigenlijk niet te slikken. Volgens de bijsluiter mag je er niet van de ene op de andere dag mee stoppen. Dat zou gevaarlijk zijn, je zou een hartaanval kunnen krijgen. Daar werd ik niet vrolijk van. Maar de cardioloog had gezegd dat ik deze kortwerkende gewoon kon nemen als het nodig was. Ik was verbaasd. Als je ze neemt alleen als het nodig is, dan stop je toch iedere keer als het niet nodig is. Het stond naar mijn mening haaks op de regel in de bijsluiter. Maar de man had er voor geleerd. Moest ik mijn angsten dus maar terzijde schuiven? Ik besloot op de expertise van de man te vertrouwen en heb dat pilletje een paar keer genomen en inderdaad verminderde het mijn klachten maar ik kreeg er andere klachten voor terug. Hoofdpijn, vermoeidheid, al na 3 halve tabletjes. Of de klachten bijwerkingen van de pilletjes waren of dat ze kwamen door mijn angst voor de pilletjes zelf, ik heb geen idee. Ik ben er sowieso maar even mee gestopt voor ik ze te lang slik en ik niet meer durf te stoppen. De hartkloppingen zijn volgens de cardioloog onschuldig dus ik moet er maar aan wennen.

Afgelopen dinsdag was ik niet zo lekker, ik kreeg hoofdpijn, was doodmoe. Vroeg naar bed dus. De volgende dag kwam s middags weer hetzelfde gevoel. Hoofdpijn en ogen die dicht vielen. Waren het de pilletjes die ik had gekregen voor mijn hartkloppingen of…corona, ik zou toch geen corona hebben? Ik dacht gelijk aan mijn moeder, mijn vader is gevaccineerd, daar was ik minder bang voor en mijn schoonmoeder heb ik helaas al langer niet gezien vanwege de maatregelen. Maar mijn moeder had zaterdag nog een wijntje bij me gedronken. Afgelopen week had de oncoloog haar nog gezegd dat zij zeker geen corona moest krijgen. Ik voelde mijn hartritme verstoren. Ik wilde een test en het liefst zo snel mogelijk. Ik kon kiezen, Zaandam, Amsterdam of Beverwijk.
Ik koos de Bazaar in Beverwijk.

Ziekte en dood zijn niet mijn enige angsten, de snelweg is er ook eentje. Dus Enzo moest rijden. Eenmaal in Beverwijk mochten we aansluiten in teststraat drie. Het leek de autowasstraat wel, alleen was het hier veel drukker. Ik werd nu toch een beetje zenuwachtig. Die neus swap zou geen pretje zijn hoor en lees ik voortdurend. Nu wil ik niet zeggen dat ik zo’n bikkel ben maar vaak begrijp ik achteraf die verhalen niet. De meeste onderzoeken die ik heb moeten ondergaan, en als hypochonder heb je die regelmatig, vond ik namelijk allemaal meevallen. Ik overdrijf natuurlijk want die onderzoeken waren gewoon echt nodig en hadden niets met mijn neiging tot hypochondrie te maken, maar dat ze meevielen is een feit. 

Terug naar de teststraat. We mochten de tent in rijden. Er kwam een dame naast Enzo staan, hij wees snel naar mij, voor Enzo liever even geen stokje in zijn neus. Ik kreeg een zakdoekje in mijn handen, ik moest goed snuiten. Er viel alleen weinig te snuiten want ik was niet verkouden. Maar goed, het zou vast de weg vrij maken voor het gevreesde stokje. Nadat ik mijn best gedaan had in de zakdoek stond de dame al met het stokje omhoog gericht naast mijn raampje. Eerst in mijn keel en daarna volgde uiteraard mijn neus. Ik keek nog eens, ja hij was inderdaad best lang, die zou tot in mijn voorhoofd komen leek het. Ze roerde met het ding ergens hoog in mijn neus tot ze blijkbaar een goed plekje had gevonden en telde toen hardop 1,2,3 en klaar. Ik keek op en dacht:
Nou nou is dat alles? Je kan hooguit spreken van een beetje irritant, onprettig gevoel, maar meer ook niet. Pijn is toch echt heel iets anders.
De dame zei: ‘Goed gedaan hoor.’ En ik voelde me weer even een klein meisje. Binnen achtenveertig uur uitslag. Die kwam vrijdagmiddag en luidde: negatief. Ik had geen corona.
Ik let weer dubbel op, hou afstand en probeer mijn contacten te beperken tot mijn moeder en mijn schoonmoeder gevaccineerd zijn. De eerste prik krijgen ze gelukkig nu allebei al snel. We worden er allemaal moe van maar ik zou niet op mijn geweten willen hebben dat een dierbare door mijn slordigheid komt te overlijden. Daarbij, ik krijg het zelf ook liever niet.

Misschien is een ‘angststoornis’ in dit geval zo gek nog niet. Misschien zouden meer mensen er last van moeten hebben, wie weet hadden we dan minder besmettingen…

Eindelijk weer naar de kapper

Gepubliceerd op 20 maart 2021 om 13:59

Afgelopen dinsdag was het feest, zeker voor mijn moeder. We hadden een afspraak bij de kapper en dat was al zeker vier maanden geleden. De kapper was voor corona normaal, inmiddels was het verheven tot een ware luxe. Ik zou het een jaar geleden niet hebben geloofd.

Mijn moeder ging voor corona iedere vrijdag naar de kapper, wat uiteraard ook een luxe is en wat ze, zeker nu, ook zo ervaart. Van één keer per week naar één keer per vier maanden was dus voor haar een aanzienlijke stap terug.  Ze zag er inmiddels dan ook behoorlijk armoedig uit, iets wat ik helemaal niet van mijn altijd verzorgde moeder gewend ben. Haar coupe was geen coupe meer en het haar was grotendeels wit geworden, de uitgroei was enorm. Door het dunne witte haar was haar hoofdhuid duidelijk zichtbaar. Een niet heel charmante look. Op een middag kwam ik bij haar binnen en dacht: wat heeft ze nu gedaan? Ze had het van achteren in een staartje gebonden want het irriteerde haar. Ik begreep dat wel maar dit kon echt niet, ik kreeg het beeld van Ma Flodder op mijn netvlies. Ik zei: ‘Prima thuis mam, maar zo ga je toch niet over straat hoop ik?’  Ze schoot in de lach en biechtte op dat ze dat dus wel had gedaan. Ik herkende even mijn moeder niet meer, corona had gezorgd voor een ‘wat kan mij het schelen’ houding. Ze was het met me eens en beloofde niet meer naar buiten te gaan met dat vreselijke staartje. 

Voor mijzelf was de noodzaak iets minder hoog. Mijn haar was ook nodig aan een knipbeurt toe maar met lang haar valt dat een stuk minder op en mijn uitgroei had Enzo al een keer bijgewerkt. Als kunstfotograaf is hij creatief en goed met kleur, dus ik durfde dat wel aan. Mijn kapper kwam de spullen thuis brengen en gaf hem uitleg op de stoep op anderhalve meter afstand. Ik kon er daarna weer even tegenaan. Toch was ook ik, ondanks de verfkwaliteiten van Enzo, blij met een bezoek aan de kapper. In plaats van koffie in kopjes en een gevulde koek werd het koffie uit papieren bekertjes en verpakte koekjes, maar dat mocht de pret niet drukken. Het werd een feestje.

De lente is in aantocht en Nederland is aan het vaccineren. Ik hoop dat binnenkort, buiten de kapper, meer dingen weer een feestje kunnen zijn. Dat ondernemers weer vol energie aan het werk kunnen en dat we allemaal weer veilig kunnen genieten van de mooie dingen van het leven. Voor de een is dat naar het theater, voor de ander uit eten gaan. Voor weer anderen die lang uitgestelde vakantie. Persoonlijk mis ik die dingen nog het minst. Wat ik mis zijn de avonden bij mijn schoonfamilie waar we heerlijk genieten van de kookkunsten van mijn schoonzus. Ik mis het om mijn ouders weer eens een ouderwetse knuffel te geven. Toch vind ik dat we ook moeten relativeren, oorlog is zoveel erger, mensen in Syrië vluchten voor geweld, dan is onze avondklok een klein ding. Ik probeer dat vaak voor ogen te houden, toch verlangen we allemaal weer naar de tijd van voor corona.
Met een beetje geluk komt het er deze zomer nog van….

56

Gepubliceerd op 13 maart 2021 om 15:11

Donderdag werd ik weer een jaartje ouder. Ik ben 56 geworden, ik kan nog steeds niet wennen aan het idee dat ik al zo oud ben. Ik moet altijd denken aan toen mijn moeder zo oud was. Dat lijkt zo kort geleden en in mijn beleving ben ik nog lang niet zo oud als dat zij toen was.
In de ochtend ging ik naar mijn vader. Hij kan nu eenmaal niet naar mij dus haalde ik een gebakje en ging op de koffie bij hem. Het gebakje vond hij heerlijk, waarom ik met een gebakje kwam vroeg hij niet. Ik had een dilemma. Ging ik hem vertellen dat ik jarig was of liet ik het maar voor wat het was, misschien zou hij teleurgesteld zijn dat hij niet bij mij langs kon komen. Ik nam eerst nog een 2e kopje koffie. Daarna besloot ik het erop te wagen.
‘Pap wat voor dag is het vandaag?’
‘Woensdag.’
‘Nee het is donderdag, maar ik bedoel eigenlijk welke datum is het vandaag?’
‘Ja kind dat weet ik niet, dat kan ik allemaal niet meer onthouden. In de eetkamer hangt altijd een bord waar iedere dag de datum op aangepast wordt. Dat lees ik, onthouden doe ik het helaas niet.’
‘Oh maar dat geeft toch niets, dat begrijp ik best, dan vertel ik het je toch, het is 11 maart.’
Hij kijkt me vragend aan en ik zeg even niets. Dan vraag ik: ‘Wie is er nou jarig op 11 maart?’ Hij kijkt me nog steeds met grote ogen aan en heeft geen idee. Inwendig moet ik lachen. ‘Pap, ik ben jarig vandaag.’
Hij kijkt even verbaasd en voelt ondertussen in zijn broekzak: ‘Ook niet leuk, ik heb helemaal geen geld bij me om een cadeautje te kopen. Jammer. Mar zou wel verteld hebben aan me dat jij jarig bent, maar Mar is drie dagen vrij.’
Mar is de benedenbuurvrouw van mijn moeder en werkt helemaal niet in de Molenburg. Ik zei niets, liet het maar zo.  

Om half één moest mijn vader naar de lunch en ook ik ging naar huis om wat te eten. Om half twee had ik een bespreking over zijn zorgplan. Ik ken zoals iedereen de verhalen. Dat er geen tijd is. Dat er een groot tekort aan zorgpersoneel is. Des te blijer ben ik dat in de ‘De Molenburg’ alle tijd is voor bewoner en familie. Stipt om half twee zat ik voor de laptop evenals de ouderen arts, de psycholoog en een van de medewerkers van de afdeling waar mijn vader woont. Samen hebben we gekeken naar waar mijn vader behoefte aan heeft, wat hem goed doet. Wat wil hij, wat kan hij en waar wordt hij blij van? Ik kon alle vragen die ik had stellen, er was alle tijd. Ook mijn twijfels. Waar doe je goed aan? Wat vertel je hem allemaal? De psychologe vond het juist goed dat wij, mijn moeder en ik, hem zoveel mogelijk vertellen over zaken die over hem gaan, dat we nog steeds met hem praten in plaats van over hem, ook al is hij het misschien een half uur later weer vergeten. Ik was blij dat te horen. Het nam weer een stukje van mijn twijfel weg. 

Uiteraard mocht ik die dag beslissen wat we zouden eten, ik was tenslotte jarig. Het werd een rijsttafel van ‘De lachende Javaan. Mijn moeder at mee.
Het was, ondanks de beperkingen door corona, een mooie verjaardag .