Ik loop met mijn moeder het hek door bij het schooltje waar we samen de griepprik gaan halen. Het groepje mensen dat voor de deur staat is oud en ik denk: daar hoor ik dus vanaf nu ook bij. We lachen er samen om. Ik ben nog geen zestig, ik ben “pas” zevenenvijftig, toch kreeg ik een uitnodiging voor de prik. En dus hoor ik erbij. Het voelt een beetje vreemd.
‘Wil je wat drinken?’ vraagt mijn moeder als we na de prik bij haar thuis op de bank zitten. Ik kijk op mijn horloge en vind het nog te vroeg voor wijn. We nemen een alcoholvrij alternatief. Na het blikje Radler besluit ik rond half vier naar huis te gaan, wat goed uitkomt want mijn moeder heeft nog een borrelafspraak met een vriendin die aan de overkant woont. Ik glimlach in mezelf. Ze geniet en dat maakt me blij. Ik moet denken aan de column van Roos Schlikker die ik vorige week las.
Iedereen herkent het vast. Een voorbeeld, iemand waarvan je denkt: wat knap, dat wil ik ook kunnen. Roos is mijn voorbeeld. Haar columns zijn scherp, zonder hard te zijn, gevoelig zonder soft te zijn. Ze raken je en gaan meestal over gewone dingen. Geen hoogdravend geklets, maar zaken waarin iedereen zich kan herkennen. Vorige week las ik de column over haar vader die sinds kort een nieuwe vriendin heeft. Haar moeder was dement en haar vader heeft haar de laatste jaren van haar leven verzorgd. Hij was van plan de rest van zijn leven alleen te blijven omdat zijn “meissie” toch onvervangbaar was. Nu legt zijn nieuwe vriendin, net als zijn vrouw vroeger deed, zijn kleding voor hem klaar. Roos is blij. Ze gunt het hem dat hij na jaren van zorg geven nu zelf vertroeteld wordt. Ze schrijft met zoveel liefde over zowel haar vader als haar moeder dat ik stiekem een traantje weg moest pinken. Natuurlijk raakte het me niet alleen vanwege haar mooie schrijfstijl, het raakte me ook omdat ik er iets in herkende. Mijn vader moest ook worden verzorgd, hij had Alzheimer en is vorig jaar overleden. Mijn moeder is bijna tachtig en in haar leven is geen nieuwe liefde, maar ze heeft een paar goede vrienden waar ze dolgelukkig mee is. Eén daarvan is oom Piet. Oom Piet en tante Ineke zijn al sinds mijn prilste jeugd vrienden van mijn ouders. Oom Piet is ook alleen, tante Ineke is ruim vijftien jaar geleden overleden. Iedere week belt mams met oom Piet en iedere twee weken zien ze elkaar. Ze eten samen, drinken een glas wijn en kletsen over vroeger. Over de mooie vakanties en de lol die ze met z’n vieren altijd hadden. Het leven is weer mooi en onbezorgd voor mijn moeder en net als Roos het haar vader zo gunt, gun ook ik mijn moeder die laatste heerlijke zorgeloze jaren.
Ik ben geen columniste, het liefst schrijf ik romans, toch blijf ik Roos volgen, want wat niet is, kan nog komen. Inmiddels ben ik huiswerk corrector voor de cursus journalistiek bij Laudius. Het verbaast me hoe groot de verschillen zijn: van erbarmelijk slecht tot veelbelovend talent. Het valt me op dat juist diegenen die zo zelfverzekerd zijn, behoren tot de eerste groep en de wat meer bescheiden cursisten tot de tweede. Ook ik behoor tot de groep die soms nog twijfelt aan zichzelf. Daarom Roos, dank je wel voor al je mooie columns, ik blijf je volgen en van je leren!