Gepubliceerd op 29 mei 2021 om 13:30
‘Hoi Pap, waar is je horloge?’
Mijn vader kijkt me niet begrijpend aan en kijkt vervolgens naar zijn linkerarm. ‘Hier’
‘Nee die bedoel ik niet, ik bedoel die andere, die zwarte.’
‘Geen idee’
Ik kijk overal maar zie het ding nergens, ik loop naar de kamer van de medewerkers en tref een van de dames. Ze geeft me het GPS horloge. Of ik het misschien voor elkaar kan krijgen dat hij zijn oude af doet. Hij vindt het namelijk stom, twee horloges, maar vertikt het zijn eigen horloge af te doen.
Ik zucht, daar gaan we weer.
‘Pap, zal ik je oude horloge maar even mee nemen, volgens mij loopt het niet zo goed meer. Dan doe jij deze om.’ Ik doe het horloge met de GPS bij hem om.
‘Ja, je hebt gelijk kind, die oude loopt slecht.
Ik ben blij dat hij gelooft dat er iets is met zijn horloge, wat natuurlijk niet zo is, maar van mij neemt hij nu eenmaal veel aan.
Hij doet vrijwillig zijn horloge af.
Mijn blijheid is helaas alleen niet voor lange duur.
Een gillende sirene doet me stijf in mijn bureaustoel zitten de volgende dag. Oh mijn god, het alarm, mijn vader heeft op de SOS toets gedrukt. Ik twijfel, scheur ik met mijn auto in de richting van het verzorgingshuis of zal ik ze eerst even bellen? Ik ben verstandig, ik kies het laatste.
Mijn vader zit volgens de verpleegster nietsvermoedend op zijn bed. De alarm knop ingedrukt? Hij weet van niets. De verpleegster laat het nog een keer zien. Een keer drukken en je ziet de tijd, lang drukken en er verschijnt SOS in beeld. Hij blijft het maar niks vinden.
Een dag later zit ik nietsvermoedend aan een kop koffie als de sirene die mijn telefoon produceert me het gevoel geeft dat het de eerste maandag van de maand is. Maar het is geen oefening en er is ook geen ramp gebeurd, als je tenminste het feit dat mijn vader de veilige zone verlaten heeft daar niet toe rekent. Ik sta al bij de kapstok, of zal ik toch maar eerst weer bellen? Ik besluit, net als de dag ervoor, tot het laatste.
‘Uw vader, nee hoor die is niet aan het wandelen, hij zit rustig in de huiskamer. Misschien is hij eerder vanochtend een stukje wezen lopen, dat zou kunnen.’
Ik ben er klaar mee. Dit is waanzin, wat heb ik eraan als het signaal pas een uur later bij mij binnenkomt. Ik pak zijn oude horloge en stop het in mijn tas.
S Middags haal ik mijn vader op voor de fysio. In zijn kamer kijk ik naar zijn pols, het GPS horloge heeft hij niet om. Ik vraag waar het is. Hij heeft het af gedaan, het is een rot ding en waar het ligt weet hij niet meer.
‘Ik bel de ‘PTT’ wel voor een telefoon dan kan ik je ook bellen als ik de weg kwijt ben.’ zegt hij tegen me.
Ik moet lachen maar zeg niets. Hij kan al niet onthouden waar dat ene knopje op zijn horloge voor dient, hem een telefoon laten gebruiken is net zoiets als mij een vrachtwagen laten keren in een smalle straat. En ik rij niet graag.
‘Kijk.’ zegt hij enigszins triomfantelijk, als ik het horloge vind in zijn nachtkastje. ‘Alleen een zwart scherm, snap je het nou, ik kan de tijd zo toch niet zien!’
Ik glimlach en leg het hem maar niet nogmaals uit. ‘Je hebt helemaal gelijk pap.’ Ik pak zijn oude horloge uit mijn tas en hij begint te glunderen. De ‘PTT’ is hij alweer vergeten. Dat horloge had hij zo gemist. Ik laat het zo en stop het nieuwe horloge in mijn tas, morgen stuur ik het terug. Apparatuur, hoe simpel ook, gaat meestal niet samen met Alzheimer, hoe mooi de commercie je ook wil laten geloven. Als hij zijn oude vertrouwde horloge wil, dan krijgt hij het en als hij de weg kwijt raakt, iedereen in de buurt kent de Molenburg.